In 2019 publiceerde Maurice Swirc zijn boek De Indische Doofpot, waarin hij een van de meest beladen periodes uit de Nederlandse geschiedenis onderzoekt: de oorlogsmisdaden gepleegd door Nederlandse militairen tijdens de Indonesische Onafhankelijkheidsoorlog (1945-1949). Het boek stelt een prikkelende vraag centraal: waarom zijn deze misdaden nooit vervolgd? Swirc’s onderzoek legt een complex web bloot van juridische trucs, politieke belangen en historische stilzwijgen. Het werk is niet alleen een aanklacht tegen institutionele doofpotten, maar ook een uitnodiging tot reflectie over de Nederlandse omgang met het koloniale verleden.
Waarom dit boek?
Het idee voor De Indische Doofpot ontstond toen Swirc in 2007 een artikel schreef over het Van Heutsz-monument in Amsterdam en de verhitte discussie rondom de herbenoeming tot Nationaal Indië Monument. Dit thema bleef hem achtervolgen, maar het was pas toen De Groene Amsterdammer hem in 2016 vroeg om te onderzoeken waarom de oorlogsmisdaden in Indonesië nooit waren vervolgd, dat hij besloot om diepgaand onderzoek te doen.
“Ik ontdekte dat deze vraag een soort springplank was naar een veel bredere, onbekende geschiedenis,” vertelt Swirc in een interview. Zijn aanvankelijke journalistieke artikelen groeiden al snel uit tot een omvangrijk boekproject. “Er was zoveel materiaal, zoveel getuigenissen en zoveel documenten die weigerden te zwijgen, terwijl de officiële geschiedschrijving juist stil bleef.”
Wat ontdekte hij?
Swirc ontdekte dat er een weloverwogen besluit is genomen om de oorlogsmisdaden niet te vervolgen, ondanks dat de Nederlandse autoriteiten al vanaf het begin op de hoogte waren van de gruwelijkheden. Een cruciale factor hierin was de verjaringswet van 1971, waarin bepaald werd dat oorlogsmisdaden gepleegd door Nederlanders in Nederlands-Indië niet meer vervolgd konden worden.
Swirc beschrijft hoe deze wet bewust is ontworpen om de Nederlandse staat en haar militairen te beschermen. “De oorlogsmisdaden werden juridisch gezien bijna een ‘onmogelijkheid’,” zegt hij. “Er is nooit een intentie geweest om recht te doen aan de slachtoffers. Het systeem werkte uitsluitend in het voordeel van de daders.”
Daarnaast brengt hij het begrip ‘doofpot’ in een breder perspectief. Swirc toont aan dat het niet slechts om een opzettelijk verzwegen complot gaat, maar om een cultuur van collectieve ontkenning. Hij noemt het een “juridische én maatschappelijke doofpot”. Historici, politici en militaire autoriteiten droegen bij aan een narratief waarin het geweld werd geminimaliseerd of zelfs gelegitimeerd.
Een juridisch en moreel onderzoek
Wat De Indische Doofpot bijzonder maakt, is de manier waarop Swirc de juridische en morele dimensies van de kwestie verweeft. Hij beschrijft hoe militaire bevelhebbers, zoals generaal Spoor, op de hoogte waren van standrechtelijke executies, massamoorden en martelingen, maar ervoor kozen om weg te kijken of zelfs de feiten te bagatelliseren.
Swirc illustreert dit met het verhaal van Ko Zweeres, een militair die in 1949 een brief schreef aan De Groene Amsterdammer waarin hij de oorlogsmisdaden beschreef. Deze brief leidde tot een nationaal schandaal, maar Zweeres werd niet beschermd. In plaats daarvan werd hij geïsoleerd, getreiterd en zijn leven lang achtervolgd door zijn beslissing om de waarheid te vertellen. “Zweeres laat zien hoe zelfs klokkenluiders in dit systeem werden gecriminaliseerd,” aldus Swirc.
Waarom is dit boek belangrijk?
Met De Indische Doofpot doorbreekt Swirc wat hij omschrijft als de “historische stilzwijgen” rondom Nederlands-Indië. Hij benadrukt dat het boek niet bedoeld is om individuen aan te wijzen, maar om de mechanismen te begrijpen die deze doofpot mogelijk maakten.
Het boek biedt ook nieuwe inzichten in de juridische aspecten van oorlogsmisdaden. Swirc beschrijft hoe Nederlandse rechters en politici hun verantwoordelijkheid ontliepen door juridische mazen te gebruiken. “Wat opvalt is hoe grondig dit is voorbereid,” legt hij uit. “Zelfs internationale verdragen werden zodanig geïnterpreteerd dat ze nooit tegen Nederland konden worden gebruikt.”
Swirc’s werk is niet alleen historisch belangrijk, maar ook actueel. Het roept vragen op over hoe Nederland vandaag de dag met zijn koloniale verleden omgaat. “De oorlogsmisdaden in Indonesië zijn niet alleen een zaak van het verleden,” zegt Swirc. “Ze vormen een spiegel voor hoe we rechtvaardigheid zien en hoe we verantwoordelijkheid nemen – of juist niet.”
Conclusie
De Indische Doofpot is een gedurfd en onthullend boek dat de Nederlandse omgang met oorlogsmisdaden en koloniale geschiedenis aan de kaak stelt. Swirc toont aan hoe diepgewortelde belangen en historische structuren leidden tot een cultuur van stilzwijgen. Zijn onderzoek biedt een broodnodige aanvulling op het publieke debat over Nederlands-Indië en is een oproep om recht te doen aan de vergeten slachtoffers.