Meer Dan Babi Pangang-redacteur Maureen Welscher neemt een duik in het koloniale verleden van haar familie en doet verassende ontdekkingen.
Jarenlang waren het voor mij nietszeggende portretten die aan de muur van mijn ouderlijk huis hingen. Zwart-wit foto’s uit het koloniale verleden van Nederlands-Indië: onze njai Asti, de inheemse moeder van mijn oma en haar Indische vader Willem Alexander Fransz (inderdaad, hoe Hollands wil je het hebben), met wie Asti twee kinderen kreeg. Dit veranderde toen we vorig jaar een reis naar Indonesië maakten met mijn moeder. Voor haar, na 63 jaar, een terugkeer naar haar moederland en voor mij reden om me nu écht in mijn roots te gaan verdiepen. En man oh man, wat is dit verslavend.
Hele dagen zat ik oude nieuwsberichten van Delpher (een online krantenarchief) door te spitten. Tot mijn verbazing stuitte ik op een handjevol familieberichten wanneer ik de naam ‘Fransz’ intikte. Geboorten, huwelijken, overlijden en zelfs een artikel over mijn overgrootvader die zijn vijftigjarig jubileum als ambtenaar vierde als hoofd depothouder van de opiumregie.
“O.a. kwam de resident hem complimenteeren, waarbij de resident een rede hield, waarin hij wees op de groote verantwoordelijkheid, welke de jubilaris steeds te dragen had.”
“Haha, Indische drugsmaffia”, reageerde mijn familie. Er volgde zelfs in 1927 een Ridderorde voor datzelfde werk. Genoeg te vinden dus. Maar spitten door oude kranten kost tijd. De kinderen gingen klagen dat er niets lekkers meer in huis was en waarom we elke avond pas zo laat gingen eten. Mijn echtgenoot begon te zeuren dat het huis vies begon te worden. Ik negeerde ze, verbeten bleef ik naar mijn scherm turen: nog maar 75 pagina’s te gaan. De kinderen riepen verontwaardigd dat ik ze verwaarloosde en dat ik geobsedeerd was. Zeventien en twintig, need I say more?
Af en toe bleef mijn blik hangen bij opmerkelijke berichtjes. Eén krantenbericht schreef over een hoofdkassier die bij een bank in Semarang 200.000 gulden achterover had gedrukt en er met de buit vandoor was gegaan. Het signalement van de dader volgens de krant:
“Hij is klein van stuk, gekleed in een witte toetoepjas met bruine lage schoenen en witte helmhoed. Hij heeft zwart haar, scheiding links, neus spits, oren vooruitstaand, een kleine mond met dikke lippen.”
Ik werd lid van de Indische Genealogische Vereniging en worstelde me door rijen grafteksten heen in de ijdele hoop iets van een familielid terug te vinden. De grafteksten werden halverwege de jaren dertig opgetekend door Mr. P.C. Bloys van Treslong Prins die toen al door had dat het treurig gesteld was met het onderhoud van al die Europese graven. De door hem op circa een half miljoen systeemkaarten verzamelde gegevens over Europese inwoners in Indië en VOC-dienaren en ambtenaren is tegenwoordig als ‘collectie Bloys van Treslong Prins’ een belangrijk onderdeel van de verzameling Oost-Indische bronnen van het Centraal Bureau voor Genealogie.
De duizelingwekkend lange lijst met kinderen die vóór hun vijfde levensjaar overleden, greep me naar de strot. Achter al die kale zinnen die standaard begonnen met: ‘hier ligt ons lieve kind…’ Een levensgroot drama. Eentje liet me niet meer los: “Ter nagedachtenis aan Laura, Leo en Ada de Bruyn. Geb. 18 jan. 1897, 7 nov. 1899 en 1 sept. 1902. Overl. 11, 12 en 13 dec. 1902.”
Welke epidemie had hier zijn dodelijke werk verricht?
Op Facebook kwam ik in contact met Agung, een Indonesisch familielid, een achterkleinzoon van oom Eddy, de broer van mijn oma die voor het Indonesisch staatsburgerschap had gekozen. Al jaren is Agung op zoek naar zijn familie in Nederland en eigenlijk had hij de hoop al opgegeven.
Vol lof spreekt hij over onze gezamenlijke stamvader Willem Alexander en Nederlanders in het algemeen. De architectuur, technologie, kleding, het waren de Hollanders die de Indonesische bevolking met de moderne tijd kennis lieten maken volgens mijn achterneef.
Agung is trots dat hij een bloedlijn heeft met die Nederlanders. Ik probeer hem uit te leggen dat wij er met een andere blik naar kijken. Deze Willem Alexander heeft mijn oma nooit erkend, liet haar achter bij zijn twee zussen, joeg Asti terug naar de kampong.
Pas na zijn dood in 1921 zorgde zijn vader (die van de Ridderorde) dat zijn kleindochter de naam Fransz mocht dragen en daarmee haar de kans bood dertig jaar later als Europeaan de boot naar Nederland te pakken. Het maakte weinig indruk op Agung. Hij doet het af als iets dat nou eenmaal bij de koloniale tijd hoorde. Voor hem blijft Willem Alexander een held, iemand die ervoor heeft gezorgd dat hij net een ietsiepietsie lichter is dan de rest van de Indonesische bevolking.
Op de foto hierboven zie je links Florentina Carolina Magdalena Fransz (geboren Amboina 20 december 1856-overl. ?), rechts Julianus Adrianus Fransz (Madoera, 9 mei 1851-overl. Semarang 3 December 1927). Het zijn de grootouders van mijn oma. In het midden hun dochter Louise Juliana Florentina Fransz (Bondowoso, 25 maart 1879-overl. ‘s-Gravenhage 10 januari 1970). Zij nam mijn niet erkende oma onder haar hoede. Na de dood van haar vader zorgde opa Julianus dat mijn oma de familienaam mocht dragen
Ik stuitte op De Indische Navorscher, het jaarboek van de Indische Genealogische Vereniging met daarin het hoofdstuk: Oude Indische families. Een familie Fransz in Nederlandsch-Indië.
“De familie Fransz mag gerekend worden tot de zogeheten oude Indische families. Families dus die al in de V.O.C-tijd naar Nederlands-Indië kwamen. Die door onderlinge huwelijken met het geslacht Burgemeestre deden denken aan de Europese vorstenhuizen die in de negentiende eeuw onderling verwant waren.” Wow, dit had ik niet kunnen bevroeden toen ik aan mijn speurtocht begon!
Inmiddels heb ik heel wat lost & found familie terug kunnen vinden en dat is eigenlijk het allerleukste wanneer je aan een stamboomonderzoek begint: al die mensen die op je pad komen.
Ook heeft er een familie-reünie plaatsgevonden maar na die reünie zijn er al weer een handjevol ‘nieuwe’ neven en nichten gevonden dus er zal ongetwijfeld opnieuw een familie-reünie plaatsvinden.
Met hulp van al die familie is het me gelukt beetje bij beetje het koloniale verhaal van mijn familie naar boven te halen. De gebleekte zwart-wit foto’s hangen nog steeds aan de muur bij mijn ouders maar voelen inmiddels net zo vertrouwd als mijn familie in het hier en nu.