Educate Yourself

Wanneer politiek en geschiedenis botsen: het Nederlandse koloniale debat

Geplaatst in: Erfgoed, Artikelen
Historicus Stef Scagliola - still uit documentaire Indie Verloren - Selling a colonial war - (c) Holland Harbour

Het debat over de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië is een beladen onderwerp dat generaties van historici, journalisten en politici heeft verdeeld. Dit debat draait niet alleen om wat er feitelijk is gebeurd, maar ook om wie het recht heeft om dat verhaal te vertellen. Historicus Stef Scagliola heeft deze dynamiek in haar werk uitvoerig onderzocht. Haar analyse laat zien hoe politiek, journalistiek en wetenschap met elkaar vervlochten zijn en hoe deze verhoudingen de geschiedschrijving beïnvloeden.

Dit artikel is mede gebaseerd op interviews die zijn opgenomen voor de veelvuldig bekroonde documentaire Indië Verloren… Selling a Colonial War van regisseur In-Soo Radstake.

“De Tweede Wereldoorlog biedt een dankbaar narratief,” legt Scagliola uit. “Politici kunnen het gebruiken om waarden zoals vrijheid, rechtvaardigheid en medemenselijkheid te promoten. Het verhaal verenigt en appelleert aan compassie. Maar met de oorlog in Indonesië ligt dat heel anders. Het is een verhaal waarin Nederland de dader is.”

Deze tegenstelling verklaart deels waarom de onafhankelijkheidsoorlog lange tijd werd genegeerd. Na de oorlog wilde Nederland vooral bouwen aan een nieuw nationaal narratief, waarin de rol van slachtoffer centraal stond. “De focus op de Tweede Wereldoorlog overschaduwde alles,” zegt Scagliola. “De slachtoffers van de holocaust, de bombardementen en de dwangarbeid kregen de volle aandacht, terwijl de slachtoffers van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd buiten beeld bleven.”

Rechtsboven een still uit de uitzending van ACHTER HET NIEUWS (1969) met veteraan Joop Hueting

De politiek speelde een sleutelrol in het onderdrukken van dit deel van de geschiedenis. Een cruciaal moment was de presentatie van de excessennota in 1969 door premier Piet de Jong. Deze nota was een reactie op de onthullingen van Joop Hueting, een veteraan die publiekelijk sprak over Nederlandse oorlogsmisdaden. Hoewel de nota zogenaamd onderzoek moest doen naar deze beschuldigingen, bleek het vooral een middel om de gemoederen te bedaren.

Scagliola heeft de conceptversie van de excessennota naast de uiteindelijke versie gelegd en ontdekte subtiele, maar significante wijzigingen. “De oorspronkelijke tekst, geschreven door historicus Cees Fasseur, was nog redelijk open. Maar Piet de Jong paste de formulering aan om het geweld als incidenteel te presenteren in plaats van structureel. Hij draaide letterlijk zinnen om,” vertelt ze.

Volgens Scagliola was dit een bewuste strategie om politieke schade te beperken. “De conclusie van de nota was dat er geen eenduidige conclusie kon worden getrokken over de schaal van het geweld. Maar in de aangepaste versie stond dat de excessen uitzonderingen waren. Dit veranderde de hele toon.”

De journalistiek speelde een andere rol. Waar de politiek probeerde het debat te dempen, werkte de journalistiek juist als katalysator. Programma’s zoals Achter het Nieuws brachten het onderwerp naar de voorgrond en dwongen de samenleving om naar zichzelf te kijken.

“Journalisten waren de voorhoede,” benadrukt ze. “Zij durfden vragen te stellen die historici en politici liever vermeden. Zonder hen was er geen publieke discussie geweest.”

Toch is de relatie tussen journalistiek en academische wereld niet altijd harmonieus geweest. Historici zagen journalisten vaak als sensatiezoekers die simplistische verhalen verkochten.

“Er was een soort minachting vanuit de academische wereld,” zegt Scagliola.

“Journalisten zouden alleen maar op zoek zijn naar scoops, terwijl historici naar de nuance zochten.”

Maar die nuance ontbrak soms ook bij historici zelf. Volgens Scagliola heeft de Nederlandse geschiedschrijving te lijden onder een poldermodelmentaliteit. “We hebben in Nederland een consensusmodel, zelfs in de wetenschap,” legt ze uit. “Historici willen geen ruzie maken met de machthebbers, omdat ze afhankelijk zijn van subsidies en toegang tot archieven.”

Dit poldermodel verklaart volgens haar waarom historici lange tijd hebben weggekeken van de oorlogsmisdaden in Indonesië. “Er was geen ruimte voor anti-establishment retoriek. Historici wilden de elite niet tegen zich in het harnas jagen. Dat maakte het moeilijk om kritisch te zijn.”

Een ander obstakel was het gebrek aan politieke druk. Scagliola wijst erop dat grootschalig historisch onderzoek in Nederland vaak pas wordt gefinancierd als er een maatschappelijk probleem ontstaat. “Denk aan Srebrenica of de toeslagenaffaire,” zegt ze.

“Er moet eerst een politieke crisis zijn voordat er geld komt voor diepgaand onderzoek.”

Deze druk kwam pas jaren later, mede dankzij de publicatie van De Brandende Kampongs van Generaal Spoor van Remy Limpach. Dit boek, gebaseerd op Zwitsers gefinancierd onderzoek, stelde onomwonden dat het geweld van de Nederlandse troepen structureel was. “Limpach’s werk was een keerpunt,” zegt Scagliola. “Het was niet langer mogelijk om het geweld af te doen als excessen.”

De publicatie van Limpach’s boek leidde tot nieuwe initiatieven, zoals het grootschalige onderzoeksproject Dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië, 1945-1950. Dit project, gefinancierd door de Nederlandse overheid, kreeg veel aandacht, maar ook kritiek. Veteranenorganisaties en de Indische gemeenschap voelden zich niet gerepresenteerd, terwijl activisten zoals Jeffry Pondaag vonden dat het onderzoek te beperkt was. “Het blijft een moeilijk evenwicht,” zegt Scagliola. “Hoe zorg je voor inclusiviteit zonder het onderzoek te laten verzanden?”

Volgens Scagliola ligt de sleutel in samenwerking tussen historici, journalisten en de politiek. Ze ziet een positieve trend waarin historici zich actiever mengen in het publieke debat. “Vroeger waren historici vooral bezig met publiceren voor vakgenoten. Nu zie je dat ze blogs schrijven, op televisie verschijnen en samenwerken met journalisten. Dat is hoopgevend.”

Toch waarschuwt ze voor simplificatie. “De media hebben de neiging om verhalen te reduceren tot hapklare brokken,” zegt ze.

“Het gaat vaak om extreme standpunten: de heldhaftige veteraan of de gewetenloze dader. Maar de werkelijkheid is veel complexer.”

Scagliola pleit voor een benadering waarin alle perspectieven worden meegenomen. “De oorlog in Indonesië was niet zwart-wit. Het was een conflict waarin alle partijen schuld droegen, maar ook slachtoffers waren. Het is tijd om die complexiteit te omarmen.”

Haar werk is een oproep aan historici, journalisten en politici om verder te kijken dan hun eigen belangen. “Geschiedenis is nooit neutraal,” zegt ze. “Het is een constructie, een keuze. Als we het verleden willen begrijpen, moeten we bereid zijn om ongemakkelijke waarheden onder ogen te zien.”

Met haar analyses legt Scagliola niet alleen de tekortkomingen van het verleden bloot, maar ook de kansen voor de toekomst. “Het debat over Indonesië is nog niet voorbij,” besluit ze. “Maar we hebben nu een unieke kans om het beter te doen. Laten we die kans grijpen.”

Educate yourself is een serie artikelen en interviews over de Indische en Molukse geschiedenis. Hoewel het een langdurig gedeelde geschiedenis is, blijft deze in Nederland onderbelicht. Daarom gebruikt MDBP de veelgehoorde kreet ‘educate yourself’ om deze geschiedenis in een wekelijkse serie verder uit te diepen.

Verder lezen

Column

Column: ‘Een Indische afkomst mag niemand zich toe-eigenen’

Boeken     Column     Identiteit

Vilan van de Loo schrijft nieuw boek over KNIL

Historie

Over een Westerling, de Oost en een burgemeester