Mei Fang Tan: “Ik merk steeds meer hoe Aziatisch ik eigenlijk ben”

Geplaatst in: Portret, Interviews, Expressie, Kunst
In het huis van kunstenares Mei Fang Tan heeft haar Chinees-Indonesische familiegeschiedenis een belangrijke plek. Later, als haar kinderen groter zijn, zal ze aan de hand van de kunststukken in haar woning het verhaal aan hen doorvertellen.

Kun je iets vertellen over je Chinees/Indonesische achtergrond?

“Mijn vader werd in 1954 in Soerabaja geboren als oudste van zes zonen. Toen hij 17 was overleed zijn vader onverwachts. Het werd Chinezen in die tijd heel erg moeilijk gemaakt om te studeren. Allebei mijn grootouders hadden een goede opleiding: mijn opa was longarts en mijn oma tandarts. Op het moment dat mijn oma er alleen voor stond was het financieel gezien onmogelijk om al haar zonen in Indonesië te laten studeren. Als Peranakan-Chinese moest ze heel veel  geld betalen voor een studie, dat was destijds het beleid van Soeharto. Mijn oma besloot toen in 1973 naar Nederland te emigreren met haar zonen, zodat zij in Nederland een opleiding konden volgen. Het was een logische stap aangezien zij door het koloniale verleden al Nederlands sprak en zij hier relatief gemakkelijk haar werk zou kunnen oppakken. “

In wat voor gezin ben je opgegroeid?

“Ik heb een Nederlandse moeder die koken niet als hobby had en die heel blij was dat mijn vader dat wel kon. Dus ik ben opgegroeid met de Aziatische keuken. Stamppot met gehaktballen kregen we alleen als we op bezoek waren bij de familie van mijn moeder. Toen ik ging studeren was ik die Aziatische keuken zo zat, dat ik allemaal pakjes van Knorr en Maggi kocht. Toch kwam ik er al snel achter dat dit niks voor mij was.”

Inmiddels kan ik zelf heel behoorlijk gehaktballen en bloemkool met een sausje maken, haha.

“Toen ik twaalf was, gingen mijn ouders scheiden en ging ik samen met mijn zusje bij onze vader wonen. Dat was ook rond die tijd dat ik voor het eerst met mijn vader naar Indonesië ging. Mijn vader vindt zijn roots heel belangrijk en voelt zich ook heel Indonesisch. Hij wilde mij en mijn zus heel graag kennis laten maken met zijn land waar hij zo’n fijne tijd heeft gehad; zijn familie die er nog steeds woont, het eten.”

Hoe was dat voor jou?

Het voelde fijn om in het geboorteland van mijn vader te zijn, ik voelde me er meteen thuis. Niet in de laatste plaats door de hartelijkheid waarmee we door de familie werden ontvangen. Een gedeelte kon destijds nog Nederlands verstaan, dat is nu niet meer zo. Wel vond ik het heel ongemakkelijk dat zij personeel hadden, er was heel duidelijk sprake van hiërarchie. Daar moest ik enorm aan wennen. Dan zei mijn tante: geef maar een belletje als je iets nodig hebt, dan komt er wel iemand van het personeel. Mooi dat ik daar dus nooit gebruik van heb gemaakt. Ook later, toen ze ons kwamen opzoeken in Nederland merkte ik dat ze heel anders waren dan ik. Ik vond ze heel behoudend en traditioneel. Alles draaide om familie en ik wilde mijn identiteit er niet door laten bepalen. Nu ik zelf moeder van twee kinderen ben begrijp ik ze beter en kom ik juist weer terug bij de Aziatische roots, doordat mijn dochter van zes ernaar vraagt. Ze ziet haar uiterlijke kenmerken die Aziatisch zijn en herkent mensen op straat die ‘op opa lijken’. Ik neem haar eens in de zoveel tijd mee naar een dim sum restaurant zodat ze deze Chinese lunch-traditie meekrijgt.”

Hoe belangrijk zijn jouw roots voor je?

“Heel belangrijk. Hoewel ik me vroeger altijd heel Nederlands voelde, merk ik steeds meer hoe Aziatisch ik eigenlijk ben. Ik heb respect voor ouderen, pas me gemakkelijk aan, familie is heel belangrijk voor me en ik ben dol op eten. In mijn huis heeft de familiegeschiedenis een belangrijke plek. Toen mijn vader met zijn broers en oma naar Nederland kwam, werden ze tijdelijk gehuisvest in een klooster in het zuiden van het land. Toen ze hun eigen huis kregen hadden ze natuurlijk nog geen meubilair. Van de nonnen kregen ze toen een kast wat  eigenlijk kluisjes waren waar de nonnen hun spullen in bewaarden. Tijdens mijn studententijd heb ik er mijn eigen spulletjes in bewaard en nu heeft hij een prominente plek in onze woonkamer. In de slaapkamer van onze dochter staat de oude hutkoffer waar mijn familie hun spullen vanuit Indonesië mee lieten vervoeren. Het adres van mijn oma staat er zelfs nog op geschilderd. Die hutkoffer dient nu als nachtkastje voor mijn dochter Filippa. Ook in de kamer van mijn zoon Juno staat een ladekast die van mijn vader is geweest. Verder staan er verspreid door het huis nog een aantal meubels die in het klooster hebben gestaan en die mijn vader mee mocht nemen.”

Een ander dierbaar bezit is de buste van mijn opa die mijn oma heeft geboetseerd na zijn dood.

“Mijn opa overleed in Soerabaja,  ik heb hem nooit gekend en ik ben blij dat hij op deze manier toch een beetje bij ons is. Mijn oma schilderde in haar vrije tijd, ik denk dat ik mijn tekentalent van haar heb. Ik schilder ook met de kwasten die ze zelf altijd heeft gebruikt. Filippa en Juno zijn nu nog te klein om de geschiedenis van hun opa te begrijpen. Maar later zal ik ze aan de hand van al die meubelstukken onze familiegeschiedenis vertellen en hoop ik ze mee te kunnen nemen naar het geboorteland van mijn familie.“

Kunstenares Mei Fang Tan kreeg rond haar vierde jaar haar eerste tekendoos. Later kreeg ze van haar oma potten acrylverf en daarmee beschilderde ze platen van karton om haar kamer mee vol te hangen. Ze studeerde in Breda illustratieve vormgeving aan de kunstacademie en volgde daarna een studie cultuurwetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Sinds ze een gezin heeft laat ze zich inspireren door het moederschap en alles rondom gebeurtenissen van het leven. Het werk waar ze bekendheid mee kreeg zijn de persoonlijke geboortemanen op geschept papier met bloemblaadjes: een handgeschilderde maan met de maanfase van iemands geboortedag.

Verder lezen

San Fu en zijn moeder
Identiteit     Interviews

San Fu Maltha, filmproducent

Column     Historie

Column: 15 augustus 1945, een beladen datum

Actie

Rendang tegen Coronacrisis