Sylvana de Backer werd in 1966 in Surabaya geboren en kwam in de jaren zeventig met haar ouders naar Nederland. Ze schreef kookboeken ‘Sylicious’ en ‘Syliciousness’ met verhalen en recepten om bij te dragen aan het behoud van de Indo-cultuur in Nederland. Deze keer vertelt ze hoe haar zoon haar recepten introduceert aan zijn huisgenoten en deelt ze haar recept voor Rujak Gobet.
Ergens in mei/juni heb ik een mangopit laten ontkiemen. Heel voorzichtig heb ik het harde omhulsel met een scherp mesje opengebroken en daar de kern uitgehaald. Deze heb ik in vochtig keukenpapier gewikkeld en in een afgesloten bakje op de vensterbank gelegd. Na enkele weken was ik blij te zien dat het ontkiemde. Het moest nog even groter groeien voordat ik het in een pot kon planten. Toen het eenmaal zover was heb ik dat heel voorzichtig gedaan. Na enkele weken groeide het fier en sterk boven de pot uit. Ik kon mijn geluk niet op!
Ik vertelde er trots over aan een vriend, die mij adviseerde de pot buiten te zetten, omdat het dan een natuurlijke boost krijgt. Hij had gelijk. Het plantje groeide fier omhoog. Een stengel met groen blad. Totdat eind augustus er witte bloemetjes in kwamen. Als een kind zo blij! Want ja, van een pit naar een plant iets laten groeien, is toch wel een cadeautje als het dan ook lukt. Ik heb nog niet zoveel ervaring, dus ben ik weer blij als er iets aanslaat! Zo heb dit jaar ik mogen genieten van de tomaten en komkommers uit eigen tuin. Maar nu dan de mangopit en mijn mangoplantje. Ik was zo blij met het resultaat, dat ik het wereldkundig maakte op Facebook en Instagram.
Natuurlijk deelde ik het op de Facebook pagina van Indogroep.
Een hele leuke groep mensen met als doel het behoud van de Indische en Molukse cultuur. Je vindt er niet alleen leuke herinneringen en oude foto’s, maar ook vele recepten. Echt een groep waar ik mijn blijdschap mee wilde delen. De reacties die ik op mijn foto’s kreeg waren in eerste instantie zeer verwarrend. Velen hebben mij namelijk erop attent gemaakt dat het beslist géén mangoplantje was, maar een lombokplantje! Hoe kan dat nu? Ik heb toch echt mijn ontkiemde mangoplantje geplant. De verwarring was groot.
Ondertussen groeide het plantje door en was het medio september toen ik tot mijn verbazing zag dat er zowaar een groene lombok zich ontpopte. Vanzelfsprekend heb ik dat ook meteen in de Indogroep gedeeld! De reacties waren zeer amusant. Het varieerde van een Rujakplant tot vele lachende smileys. Maar hoe kan dat dan? Iemand kwam met de enige logische oplossing: er is onopgemerkt een lombokzaadje meegegaan die zich heeft weten te nestelen in de mangopit. Dat was het groene staartje waarvan ik dacht dat het van de ontkiemde mangopit was.
De pit heb ik weliswaar geplant, niet wetende dat het lombokzaadje erin zat.
Natuurlijk word ik er nu mee geplaagd: ken je het verhaal van iemand die een mangopit liet groeien tot een lombokplant? Welnu, die iemand ben ik! Desalniettemin , ik ben heel blij met mijn lombokplant. Inmiddels staat het binnen, veilig op de vensterbank, beschermd tegen de wind en regen. De lombok heb ik nog niet durven plukken, want het ziet er nog zo teer uit. Maar eerdaags zal het wel gebeuren.
De opmerking ‘rujakplant’ bleef echter in mijn hoofd spoken. Als de dag van gisteren herinner ik me hoe de man met een lichtblauw karretje al van ver te horen was: ‘Ngin!” een afkorting voor ‘buah dingin’ (koude vruchten). Je kunt er alleen de vruchten kopen met eventueel een sausje (rujak dingin), dat is heel anders dan de bibik-bibik met de rujak petis. Overigens, het was maar zelden dat deze langskwamen, meestal at je dit in een warung of hadden de vrouwen een vaste plaats om te verkopen langs de kant van de weg.
We woonden toen in Surabaya en de babu, mak Sum, waarschuwde mijn moeder bij het horen van de aankondiging. Mak Sum wenkte hem en hij kwam binnen het hek gereden. Met bordjes voor ons, als mijn vader zag dat wij de bordjes gebruikten van die man… Mijn vader was altijd gebrand dat wij schoon aten! Vroeger vond ik het heel vervelend en overdreven. Nu erop terugkijkend begrijp ik mijn vader goed. Het water waarmee de man de bordjes en vorkjes afwaste was niet fris.
Het kon goed uit de kali geschept zijn, en zeep gebruikte hij daar ook niet voor.
De kar was voorzien van een glazen bak zodat het fruit goed te zien was. Er lag een onnoemelijk groot blok ijs in om het fruit koel te houden. Rujak manis wordt daarom ook wel rujak dingin (koud) genoemd. Hij sneed papaya, penjit (jonge, nog groen en zure mango) of mangga mengkal (mango dat halfrijp is), kedondong (ambarella, pomme de cythère of Tahiti-appel) , bengkoang (yamboon of kortweg yam), ketimun (komkommer), jambu air (pommerak of Java-appel), nanas (ananas) en belimbing (stervrucht of carambola) in kleine stukjes. Deze werden over de bordjes verdeeld en daar ging de zoete bumbu rujak overheen. Deze saus is stroperig, zoet van de hoeveelheid gula jawa (palmsuiker, gewonnen uit de suikerpalm). Het was een enorme traktatie in de middag!
Maar omdat de ‘verboden’ dingen nu eenmaal meer spanning en sensatie met zich meebrachten, is in mijn herinnering de smaak van de rujak gobet uit Malang nog altijd het lekkerst. Het recept voor rujak gobet khas Malang zal ik hieronder delen. Rujak gobet is misschien bij sommigen minder bekend dan rujak serut. Maar rujak gobet is een specialiteit uit Malang. Voor rujak gobet worden de vruchten namelijk grof geraspt (serut) en vermengt het vruchtennat zich met de zoete saus zoals bij de rujak manis.
Mijn oma woonde aan de Oro-oro dowo in Malang. We kwamen daar regelmatig, omdat mijn beide ouders in Malang zijn opgegroeid. Het meest spannende is dan wachten dat mijn vader zelf op bezoek ging bij zijn broers en wij (mijn moeder en grote zus) bleven dan bij oma. Als mijn vader dan weg was, dan mochten wij van mijn moeder van alles en nog wat eten, wat van papa niet mocht, in verband met de hygiëne. Het was een soort ‘geheimpje’ tussen moeder en dochters. Papa was van smetteloze hygiëne en mama was meer van natuurlijke weerstand opbouwen.
Hoe dan ook, in het bijzijn van papa waren wij ‘gehoorzaam’, maar was hij er niet dan gingen wij op avontuur!
In de straat waar mijn oma woonde, zat altijd een oud vrouwtje op de treden van een gesloten deur in de schaduw, met een plastic emmer met een veel te grote deksel van emaille, naast haar enkele emaille bekers die al redelijk peyot (ingedeukt) waren en vorken waarvan sommige enkele tanden misten. De klanten die bij haar rujak gobet aten, gaven de beker en vorkje terug die zij in een kom met water zette en met een stuk oude lap “schoon” veegde. Mijn moeder had een enorme zwak voor haar en daarom kochten wij bij haar de rujak gobet. Een mooie gelegenheid voor mijn moeder om de oude dame dan iets extra’s toe te stoppen. Dat deed ze door de vrouw geld te geven waarvan ze wist dat ze geen wisselgeld kon teruggeven.
Omdat het voor mij vroeger wel eens pedis smaakte, kreeg ik van oma er kroepoek bij. De kroepoek was wisselend, soms een grote krupuk rambak of krupuk puli. Krupuk rambak is naar verluidt de oudste kroepoeksoort. Het wordt traditioneel gemaakt van de zachte binnenhuid van een koe of karbouw (waterbuffel). Hier in de supermarkt of bij de slager is het ook te verkrijgen als ‘knabbelspek’ ook wel ‘chicharrón’ genoemd en gemaakt van zwoerd (varkensvlees). Krupuk puli daarentegen is een kroepoek gemaakt van rijstemeel en knoflook. De kroepoek verlicht de pittige smaak en is bovendien een smakelijke combinatie. Mijn moeder doopte de kroepoek in het restant van de saus.
Hierbij het recept om rujak gobet khas Malang te maken! Ik ben zo vrij geweest om het originele recept te delen, maar sommige dingen te vervangen door producten die hier in Nederland makkelijk te verkrijgen zijn. Die heb ik tussen haakjes erbij gezet.
En voor alle zekerheid liggen er nu twee mangopitten op de vensterbank in een bakje te ontkiemen. Nu maar duimen dat het gaat lukken!
Recept Rujak Gobet (4 personen):
Ingrediënten:
- 200 gram groene kedondong, grof geraspt (te koop bij een Aziatische en Surinaamse supermarkt, geen vervanging voor gevonden)
- 200 gram bengkoang, grof geraspt (te vervangen door rettich)
- 200 gram jonge, harde mango, grof geraspt
- 150 gram komkommer, grof geraspt
- 200 gram jambu air, grof geraspt (te vervangen door Maleisische rozenappel, te koop bij een Aziatische en Surinaamse supermarkt)
- 200 gram ananas, in hele kleine blokjes gesneden
- 200 gram appel Malang (te vervangen door een fris, zure appel zoals een granny Smith)
Voor de saus:
- 900 ml water
- 400 gram geraspte palm suiker (als je de vloeibare gula jawa uit een fles gebruikt, dan minder water gebruiken)
- 1 theelepel zout
- 1 theelepel trasi
- 1 eetlepel asem (tamarinde pasta zonder pit)
- 3-5 lombok rawit, fijn gemalen (hoeveelheid naar smaak)
Bereidingswijze:
- Kook in een pan alle ingrediënten voor de saus op middelhoog vuur tot het kookt. Zet het vuur dan lager en laat het koken totdat alle kruiden zijn opgenomen. Daarna nog een keer tot een kookpunt brengen en laat het daarna goed afkoelen. (Het mag niet lauw aanvoelen.);
- Doe alle grof geraspte en kleingesneden fruit in een ruime kom;
- Voeg de goed afgekoelde saus toe en meng het geheel goed door elkaar. Zet het geheel afgedekt minimaal 2 uur in de koelkast tot het koud is;
- Serveer het in een kommetje of in een klein glaasje met een lekkere kroepoek.