Vilan van de Loo is onderzoekster en schrijfster. Haar interesse gaat uit naar het oude koloniale Indië. Daar schrijft ze bij voorkeur haar boeken over. Ze is ook initiatiefnemer van De Indische Schrijfschool. Zij is vaste columnist bij ons en elke week verschijnt er een nieuwe column van haar hand.
Hoe zou dat zijn: een documentaire waarin ouderen met kinderen of kleinkinderen nog een keer terug gaan. Naar het oude huis, rondlopen in wat ooit hun eigen stad was, wijzen waar het kamp stond. Gesprekken met Indonesiërs over toen en daar. Wat hebben de pemoeda’s van toen te zeggen?
Ik dacht eraan toen ik op Netflix een documentaire zag van Steven Spielberg over het leven en het lot van zo’n zes Joden uit Hongarije. Vriendelijke mensen op leeftijd, de een vertelde in een kamer met bloemetjesbehang over de verschrikkelijkste dingen, de ander had de moed de buren van weleer te vragen of ze wisten wat er gebeurd was. Het was een documentaire zonder dramatische opsmuk, en er zat geen woord literatuur in. Dat hoefde ook niet. De werkelijkheid was overweldigend genoeg.
Die nacht lag ik er wakker van. Juist van het gewone was de ellende van oorlog zo hard binnengekomen. Een vrouw die vertelde dat ze weg moesten uit het vertrouwde huis en ik keek even om me heen, ik ben hier zo thuis, eigenlijk wil ik nooit meer verhuizen, dat gevoel had zij dus ook. Een ander die zei, de mensen die we vertrouwden, met wie we waren opgegroeid, die werden van de ene dag op de andere onze vijand. In de documentaire zaten ook beelden van het vooroorlogse Hongarije en familiefoto’s.
Dat maakte het erger: ik voelde wat verloren ging.
Zoiets wil ik zien over de Bersiap. De mensen die er woonden, wie ze waren, hoe ze leefden, voor die tijd de gewone levens, verteld door degenen die dat leven leefden en dachten – of nee, hoopten – dat het mee zou vallen en later dat ze terug konden komen. En dan wijzen: “hier stond het”, en kinderen en kleinkinderen die kijken. Dat gaf me iets van troost, te zien dat de families weer groeiden. Ze waren er nog steeds, meerdere generaties erbij, het ging door na de oorlog. De herinneringen gingen ook door, per generatie minder goed te begrijpen omdat de tijd zo anders is, maar ook, of juist, daarom van belang om te delen.
Een vrouw die als meisje van haar moeder diamanten had gekregen om brood te kopen, en deze na het kamp nog had. Ze zei: “Dit is het enige dat mijn moeder nog aangeraakt heeft.” Ze had er een sieraad van laten maken, dat voortaan voor elk oudste meisje van elke generatie bestemd was, tot in de eeuwigheid.
Dat is doorgeven.