Column: Een kleinkind van de Oost reflecteert op de Indische erfenis

Geplaatst in: Column
Lodewijk Molier. Rechts is het gezin van zijn oma te zien

Vilan van de Loo is onderzoekster en schrijfster. Haar interesse gaat uit naar het oude koloniale Indië. Daar schrijft ze bij voorkeur haar boeken over. Ze is ook initiatiefnemer van De Indische Schrijfschool, waarmee ze mensen helpt hun verhaal op papier te zetten. Elke week verschijnt er een nieuwe column van haar hand.

Weer plopte er een prachtig persoonlijk verhaal mijn mailbus in. Lodewijk Molier schreef “Kleinkind van de Oost”, wat over het verworven Indische zijn ging. Nee, dat spreekt niet voor iedereen vanzelf. Hieronder een deel van zijn tekst.

“Doordat mijn in 1913 geboren moeder een lichte huid en blauwe ogen had, waar ze niet mee kon zien, maar wel voor ‘Hollands’ kon doorgaan, was het Indische nauwelijks aan haar af te zien. In de rassenverhoudingen in de USA noemt men dit passing. Dat gold niet voor haar tien jaar jongere broer, de zingende, zich op de gitaar begeleidende, en door mij bewonderde ome Leen, die van een onderwijzer op de lagere school te horen had gekregen dat hij ‘gemene’ – want Indische – ogen had. Over mij als peuter had de in Tandjoeng Pandan geboren oom Carel, die volgens mijn moeder een ‘Indischman’ was, gezegd ‘precies een Amboneesje’. Geen Hollands kind en ook geen passing dus.

Ondanks het feit dat mijn oma al in 1897 per zeilschip naar Nederland vertrok, ben ik in mijn jeugd toch opgezadeld met verhalen over het ‘met de handschoen getrouwd zijn’, dat mijn oma’s nenek Javaans was en Mardinah heette, dat tante Lien een dag en een nacht ‘kwijt’ was omdat de baboe haar mee naar de kampong genomen had. Enzovoort. Allemaal informatie over een vreemde wereld, waardoor ik mij wel bijzonder voelde maar waarmee ik in mijn socialisatieproces in de omgang met Hollandse kinderen in de buurt en op school weinig kon.

Naar ik later vernam was het Hollandse credo voor Indische Nederlanders, die hun geboorteland moesten verlaten, vanaf hun aankomst direct gedwongen spreiding, ongevraagd de eigen cultuur diskwalificerende voedingsadviezen krijgen, wat er op neer kwam dat men minder rijst en meer aardappelen diende te gaan gaan eten, en zonder subsidie alle inburgerings- en huisvestingskosten zelf moesten betalen. Gecomplementeerd met controle en toetsing door lelieblanke maatschappelijk werksters om vast te stellen of men al voldoende geschikt en geassimileerd was, ‘is er genoeg afgestoft?’ – om het pension te mogen verlaten en in aanmerking te komen voor zelfstandige huisvesting.

Het is bewonderenswaardig, dat Nederlanders die in wat voor gradatie dan ook een Indische achtergrond hebben en zich er van bewust worden dat de etnische groep waar toe zij behoren door de Hollandse bureaucratie achtergesteld en gekleineerd is, toch een positief gevoel van eigenwaarde en vorming van een zelfconcept waarmee de wereld tegemoet getreden kon worden hebben kunnen ontwikkelen.

Alhoewel dat niet gemakkelijk moet zijn geweest. Soedah of zoals de Nobelprijswinnaar V. S. Naipaul schreef: “The world is what it is.”

Verder lezen

Column

Column: Danseurs mondain en gigolo’s in de krant

Column

Column: De huisjongen werd moordenaar

Column

Column: Hoe koloniaal denken, wit privilege en witte onschuld doorwerken