Vilan van de Loo is onderzoekster en schrijfster. Haar interesse gaat uit naar het oude koloniale Indië. Daar schrijft ze bij voorkeur haar boeken over. Ze is ook initiatiefnemer van De Indische Schrijfschool, waarmee ze mensen helpt hun verhaal op papier te zetten. Elke week verschijnt er een nieuwe column van haar hand.
Winnen is fijn. Henkie KNIL, zo noemde oud KNIL-man Nuse zich, rammelde op een oude typemachine zijn herinneringen op papier. Dat was in Nederland. Na Indië. Zijn zoon André maakte van de getypte verhalen een boek: De Bamboe Gila. En dat boek won Boekgoud, de juryprijs voor non-fictie van Boekscout 2023.
André mailde me het goede nieuws, en om te zeggen dat de prijs ook een beetje aan mij te danken was omdat hij en ik een tijdje persoonlijke schrijfcoaching hadden gedaan. Uit het Juryrapport: “Het is mooi hoe de auteur als zoon zo een eerbetoon aan zijn vader heeft kunnen creëren, dat tegelijkertijd een bepaalde tijdgeest levend houdt en een nieuwe generatie kan informeren. Dit zeer interessante boek is in al zijn facetten geslaagd, knap gedaan!”
Dat vader en zoon gaat ook over het Indisch zijn. Henkie KNIL was Indisch en daar trots op; zoon André heeft daar even over gedaan. Hoe ging dat? André: “Als kind heb ik dat krachtig ontkend. Jarenlang. Ik merkte dat ik een beetje anders was. Ik had een kleurtje, ik zag er Indisch uit. In het spierwitte Amsterdam van de jaren vijftig viel ik op, zeker op school. Dus ik heb decennialang ontkend dat ik Indisch was. Ik wilde geen Indo zijn. Ook bij de marine niet. Pas later, toen een hele goede vriend van mij, ook Indo, zei van: hoezo ontken je dat, hoezo vind je dat iets minder? Hij stelde: ik ben er juist trots op. In dat gesprek is de zaak voor mij omgedraaid.”
André vertelt over zijn vader: “Hij moest zich natuurlijk aanpassen. Maar hij voelde zich wel ontheemd. Waar je geboren en gewoond hebt, dat zit altijd in je. Hij was een echte Indischman, getuige zijn verhalen daarover, en de verhalen die hij dan met z’n familie deelde en vooral met de lotgenoten. Daarmee kon hij z’n ei kwijt. Dat integreren in Nederland lukte best, hij was ‘getapt’ door de verhalen, waarnaar met veel interesse werd geluisterd.”
“Maar aan zijn kinderen gaf hij weinig tot niets mee. We moesten zo Nederlands mogelijk worden opgevoed en worden geschoold. Wel hadden we veel Indische boeken thuis, waarvan ik slechts een enkele las. Toen ik mij begon te interesseren voor mijn afkomst was mijn vader al overleden. Ik heb het verhaal van de tijger voorgelezen op zijn uitvaart. Dat verhaal staat ook in zijn boek. Alle Indische boeken gingen voor mij verloren. Ik ben ze nu aan het verzamelen en vind er af en toe eentje terug”, blikt hij terug.
Ik knik als André praat, ook als hij zegt: “Door het samenstellen van het boek heb ik mij steeds meer Indo gevoeld en ik ben daar best trots op.” Want ja, dat doet het schrijven over de familie met een mens: je voelt waar je thuishoort, je ervaart dat je ergens thuishoort. Dat je deel bent van het grotere geheel.