Door Max Rooyackers
Het nieuwste boek van Bersiap-historica Mary C. van Delden had net zo goed de subtitel ‘de rehabilitatie van de pemoeda’ kunnen dragen, want het slaagt er voortreffelijk in om de broodnodige nuancering in de Nederlandse geschiedschrijving te brengen. Het werk kan als het (tijdelijke) eindpunt beschouwd worden van haar voorgaande publicaties over de Bersiap in Bandung, een hoofdstuk over de internering en evacuatie uit republikeinse kampen in ‘Het einde van Indië’ en natuurlijk haar dissertatie over ditzelfde onderwerp. Traditioneel krijgen de Indonesische jongeren (pemoeda’s) tijdens de revolutie het beeld toegedeeld van moordlustige fanatiekelingen die weerloze burgers afslachten. Van Delden laat zien dat dit niet compleet waar is, want er waren ook vele pemoeda’s die juist voor veiligheid en bescherming zorgden. Gewapend met een indrukwekkende stapel bronnen en getuigenissen gooit zij nu alles in de strijd om de pemoeda’s in hun vele verschillende verschijningen te beschrijven. Een strijd, waarin Van Delden overtuigend slaagt.
Beschermingskampen
Het boek bestaat uit zes hoofdstukken en behandelt voornamelijk de reconstructie van interneringen in en evacuaties uit de kampen van de Indonesische republiek op Java en Madoera. De eerste twee hoofdstukken dienen als context en achtergrond samen met het voorwoord, waar Van Delden duidelijk haar doel stelt om een bijdrage te leveren aan ‘de hoognodige bijstelling van het gangbare beeld van de Bersiap periode en voornamelijk het beeld van de rol van de pemoeda’. Van Delden belooft een zo compleet mogelijk beeld weer te geven, wat erg op prijs wordt gesteld en zij ook op kundige wijze doet in hoofdstuk drie, vier en vijf. Elk hoofdstuk behandelt de residenties binnen de regio’s West-Java, Midden-Java, en Oost-Java met Madoera en geeft weer hoe beschermingskampen werden opgericht, gehandhaafd en verplaatst voordat de uiteindelijke evacuatie plaatsvond. Elke residentie is voorzien van een kaart en ‘route’ die door de inwoners van verschillende kampen zijn afgelegd, wat alle verschillende namen makkelijk te plaatsen maakt. Hier wordt, zoals Van Delden zelf ook zegt, in principe negentien keer hetzelfde verhaal vertelt, maar steeds iets anders aan de hand van de plaatselijke loop van zaken. De nuance in de verschillende behandelingen en omstandigheden, wat de kern vormt van het argument, schijnt hier op zijn best.
De verdeling van de hoofdstukken over de beschermingskampen op Java maakt het opzoeken van specifieke data ook veel makkelijker. Samen met de kaarten, schema’s en foto’s geeft het een verhaal weer. Maar, dat is alleen het geval wanneer die specifieke data er al is. Stel dat de lezer alleen weet dat diens familie in Jogjakarta verbleef zonder verdere informatie, dan is het heel moeilijk om een eigen reconstructie te maken omdat namen van inwoners zeer zelden genoemd worden. De meeste informanten of bronnen worden aangeduid met ‘jongeman’ etc., wat het lezen een stuk fijner maakt maar daardoor worden de vele getuigenissen ook onpersoonlijker. Het is gelukkig wel zo prettig dat Van Delden met eindnoten werkt, zodat het toch nog steeds mogelijk is te weten wie die ene ‘jonge vrouw’ van pagina huppelepup was. Maar, ondanks dat specifieke informatie niet altijd aanwezig is, kan de lezer alsnog een goed beeld schetsen van het algemene verloop van de beschermingskampen in een bepaalde regio.
De term beschermingskampen wordt benadrukt, want Van Delden beargumenteerd helder dat het geen gijzelaarskampen waren. Het laatste hoofdstuk en het samenvattende nawoord nemen nog een aantal andere aspecten van de Bersiap op de korrel. Van Delden laat zien dat Soekarno telkens het beste voor had met de kampbewoners, omdat al het andere haaks zou staan met de diplomatieke weg waarmee Indonesië in de wereld erkend zou worden. De moordpartijen die tijdens de Bersiap plaatsvonden lieten een beeld van Indonesië zien als chaotisch en zwak, wat Soekarno juist wilde voorkomen. Van Delden is ook niet verlegen om links en rechts kritiek te geven. Voornamelijk stellingen van Herman Bussemaker, Esther Captain en Rémy Limpach worden weerlegd op goed onderbouwde wijze om te laten zien dat er ten eerste beschermingskampen waren, ten tweede dat het aantal Bersiap-slachtoffers onmogelijk in de tienduizenden kon liggen en ten derde dat de rol van Engeland onterecht is verguisd. Deze drie aspecten noemt Van Delden met de rol van de pemoeda’s als ‘de andere kant’, om alle vuile was dan maar in één keer buiten te hangen.
Slachtoffers
Van Delden noemt zelf het aantal Bersiap-slachtoffers, inclusief Ambonezen en Menadonezen, rond de 5.000. Hiermee wordt verder gebouwd op de 3.500 doden verspreid over de erevelden met haar eigen schatting gebaseerd op de ongeveer 56.000 geïnterneerden. Het is en blijft een schatting waar andere Bersiap-historici misschien nog wat over te zeggen hebben, maar het is een realistischer beeld dan in de tienduizenden. Wat bovendien gewaardeerd mag worden van het werk is dat ook de Ambonezen en Menadonezen genoemd worden. Zij waren tevens slachtoffers van de Bersiap en werden in beschermingskampen gestopt, een feit dat zeker aandacht verdient. Ook de Japanners komen zo nu en dan in beeld, maar de focus blijft strak op de kampen. Wat daarbuiten gebeurt komt niet aan bod, wat nog interessant onderzoek overlaat voor volgende studies. Want het verhaal van de 9.000 republikeinse Indo-Europeanen komt bijvoorbeeld maar in smalle fragmenten voorbij. Van Delden zoekt de balans tussen te veel details en een leesbaar verhaal gefocust op de beschermingskampen over heel Java, waar zij terecht en duidelijk voor het laatste kiest.
Opmerkingen
Dan blijven er slechts nog een paar opmerkingen over die gemaakt moeten worden. Ten eerste, het boek heeft een korte samenvatting in het Bahasa Indonesia aan het einde. Een mooi gebaar en initiatief, zodat een mogelijk geïnteresseerde lezer in Indonesië een ruw beeld kan krijgen over waar het boek over gaat. Maar wat dit mooie gebaar sterk in waarde doet verminderen is het vreselijke taalgebruik dat de kwaliteit heeft van Google Translate. Woorden als ‘kenapa’ in plaats van ‘mengapa’ en het verkiezen van ‘sedari’ boven ‘sejak’ geeft een rommelig geheel weer dat totaal niet fijn leesbaar is. Om het wat duidelijker in perspectief te zetten: het is een mengeling van straattaal, informele taal en literaire taal, in plaats van goed formeel Bahasa Indonesia. Hopelijk dat het in een volgende druk of boek wel eerst onder de ogen van een vertaler zal komen.
Ten tweede is het te hopen dat Van Delden als doel voor haar boek niet een werkelijke bijstelling heeft, zoals al eerder genoemd. Dit wil niet zeggen dat de nuancering en differentiatie in het boek onnodig zijn. Integendeel, die is simpelweg keihard nodig en Van Delden observeert correct het eenzijdige perspectief in de Nederlandse geschiedschrijving. Desondanks is het niet nodig om de historiografie ‘bij te stellen’ of te ‘herschrijven’ zoals dit doel misschien kan worden opgevat. Elk perspectief, zolang het goed is onderbouwd, blijft een geldig en belangrijk perspectief. Het beeld van de pemoeda als gewaarwording van barbaarse agressie heeft namelijk ook een bron in de ervaringen van zij die de Bersiap meemaakten. Dit beeld hoeft daarom ook niet te worden veranderd en aangepast, wat bijstellen wel impliceert. Juist de verschillende perspectieven verrijken de interpretatie en vullen elkaar aan. Gefantaseerde aantallen zoals de claim van tienduizenden Bersiap slachtoffers die Van Delden verwerpt hebben geen basis en moeten daarom wel worden bijgesteld. Verschillende perspectieven, zolang goed onderbouwd, hebben die bijstelling niet nodig. Zij hebben wel nuancering en differentiatie nodig, wat Van Delden kundig toont in haar werk door slechts één van de vele kanten van de Bersiap te laten zien. Enfin, de Nederlandse historiografie heeft geen aanpassing nodig. Slechts verrijking en nuancering, en dat doet Van Delden meesterlijk in dit boek.
Mary C. van Delden. De andere kant van de Bersiap. Een reconstructie van de interneringen in en de evacuaties uit de republikeinse kampen op Java. Oktober 1945 – mei 1947. Zutphen: Walburg Pers, 2024. 326 pagina’s.
Max Rooyackers studeerde geschiedenis in Jogjakarta.
Educate yourself is een serie artikelen en interviews over de Indische en Molukse geschiedenis. Hoewel het een langdurig gedeelde geschiedenis is, blijft deze in Nederland onderbelicht. Daarom gebruikt MDBP de veelgehoorde kreet ‘educate yourself’ om deze geschiedenis in een wekelijkse serie verder uit te diepen.