Bij het schrijven van geschiedenis is de keuze van bronnen allesbepalend. Dit geldt des te meer voor het beladen onderwerp van de Nederlandse oorlogsmisdaden in Indonesië. Historicus Stef Scagliola, auteur van Last van de oorlog (2002), richtte haar onderzoek ondermeer op hoe bronnen dit beeld hebben gevormd en vervormd.
Dit artikel is mede gebaseerd op interviews die zijn opgenomen voor de veelvuldig bekroonde documentaire Indië Verloren… Selling a Colonial War van regisseur In-Soo Radstake.
“De betrouwbaarheid van officiële militaire documenten is problematisch,” stelt Scagliola, die jarenlang de Nederlandse bronnen onderzocht. Ze noemt als voorbeeld de gebeurtenissen in Rawagede, waar Nederlandse militairen in 1947 een massaslachting pleegden. “In het rapport van de betrokken eenheid wordt dit afgedaan als ‘schermutselingen’. Dit is een duidelijke vorm van verhulling.”
Volgens Scagliola weerspiegelt deze officiële versie een bredere trend in hoe militaire bronnen met oorlogsmisdaden omgaan. Dit leidt tot een incompleet beeld van wat werkelijk gebeurde. Haar analyse, deels gebaseerd op haar proefschrift, laat zien dat militaire rapporten niet altijd als objectieve verslagen aangemerkt kunnen worden.
Dagboeken en egodocumenten
Tegenover deze officiële documenten plaatst ze persoonlijke bronnen, zoals dagboeken en brieven van soldaten. Deze egodocumenten geven volgens haar een intiemere blik op de oorlog en de worstelingen van de militairen. “Soldaten schrijven in hun dagboeken over dagelijkse frustraties, onzekerheden en soms over de wanhoop. Die perspectieven bieden een contrast met de gladgestreken verhalen in militaire rapporten.”
Een belangrijk keerpunt in de geschiedschrijving kwam met publicaties zoals Soldaat in Indonesië (2015). Dit boek, gebaseerd op een analyse van 750 egodocumenten, toonde aan dat persoonlijke verhalen essentiële inzichten bieden die eerder genegeerd werden.
“In de jaren negentig zou een dergelijk project niet serieus genomen zijn,” zegt Scagliola. Ze verwijst naar hoe de geschiedschrijving destijds vooral leunde op officiële documenten. “Het idee dat herinneringen een bron van historische waarde konden zijn, was toen ondenkbaar.”
Toch pleit Scagliola niet voor een onkritisch gebruik van persoonlijke documenten. “Ze zijn waardevol, maar ook gekleurd. Herinneringen veranderen door de tijd en kunnen worden beïnvloed door gevoelens van schuld of rechtvaardiging.”
In haar werk combineert ze persoonlijke en officiële bronnen om een completer beeld te schetsen. Dit maakt haar benadering uniek. Ze benadrukt dat de geschiedenis nooit volledig kan worden begrepen door slechts één soort bron te vertrouwen.
“Discretie van de leidende klasse”
Daarnaast heeft Scagliola onderzocht waarom sommige bronnen jarenlang werden genegeerd. Ze wijst naar wat ze noemt “de discretie van de leidende klasse,” een term die ze ontleent aan de socioloog Abram de Swaan. Volgens deze theorie vermijden machthebbers en invloedrijke instellingen gevoelige onderwerpen om het maatschappelijke evenwicht niet te verstoren.
“Dit verklaart waarom bijvoorbeeld veteranenbrieven, die aan de VARA werden gestuurd na de uitzendingen in 1969, nooit zijn gebruikt voor de excessennota,” stelt Scagliola. Ondanks de vele persoonlijke getuigenissen bleven deze brieven stof vergaren.
Voor Scagliola staat vast dat er een balans nodig is tussen verschillende typen bronnen om een genuanceerd beeld te krijgen. “De militaire rapporten vertellen ons wat de leiding wilde laten zien. De dagboeken en brieven laten ons zien wat de militairen voelden en ervoeren.”
Met haar werk hoopt Scagliola dat de geschiedschrijving niet alleen een reconstructie is van officiële feiten, maar ook een platform biedt aan de persoonlijke verhalen die ons dichter bij de realiteit brengen. Haar oproep aan historici is duidelijk: “Kijk verder dan de officiële documenten. Alleen door de gelaagdheid van bronnen te omarmen, kunnen we het verleden echt begrijpen.”