Op 1 april 1935 publiceerde het Indologenblad een zorgwekkend gedicht over Chinezen. Het was afkomstig van de Leidse Indologen Vereeniging, de studentenvereniging voor indologie: het vak over de talen, culturen en sociale systemen van Nederlands-Indië. De meeste studenten indologie gingen na hun afstuderen aan de slag in het koloniale bestuur en zouden zo over de door hun gediscrimineerde Chinezen kunnen heersen.
“Het gele gevaar
Overigens staat het reeds in hooge mate te vreezen, dat de Chineezen, zoodra zij voldoende beschaafd zullen zijn om zich met de andere volken te vermengen, zonder onze hulp den wereldbol in zulk een menschelijken konijnenstal zullen veranderen, als wij niet bijtijds daartegen maatregelen nemen.
– Professor Dr. A. Forel in ‘Het sexueele vraagstuk’
Chinezen, Chinezen,
Overal Chinezen en
half- en kwart-Chinezen,
In Delft en Dordrecht,
in Leiden en Utrecht en
in Amersfoort:
Ze planten zich voort
met elke andere soort.
Ze dringen ons weg
naar de rand van de duinen;
en we schuilen in gaten
als kaninefaten
en infanteriesoldaten.
Hollanders! Germanen,
Europeanen!
Beperk ze en vang ze
als konijnen en hang ze
die gele Chinezen
van Peiping en Yang-tze!
v.B.”
Vanaf de jaren twintig studeerden steeds vaker Chinezen uit Nederlands-Indië aan universiteiten in Nederland. De studentenvereniging van Chinezen uit Nederlands-Indië, de Sarekat Peranakan Tionghoa Indonesia (SPTI), las het bericht ‘met grote verontwaardiging’. Hun reactie werd in De Tribune, de krant van de Communistische Partij Nederland (CPN), gepubliceerd. “Allerminst kunnen wij zo’n hetze-artikel verwachten van hen, die opgeleid worden voor aanstaande bestuursambtenaren in Indonesië, waar een bevolkingsgroep van 1,2 millioen Chinezen woont. Inplaats van te streven om de rassentegenstellingen te verzachten, beledigen zij de Chinezen op grove wijze en hitsen zij tot een program tegen hen op.”
Eisen
Op 17 april 1935 organiseerde de SPTI een bijeenkomst waarbij vertegenwoordigers van verschillende organisaties aanwezig waren. Ze verstuurden twee dagen later een brief die ze richtten aan alle Chinezen in Nederland. Hierin eisten ze dat het blad het rijmpje zou intrekken en zich zou verontschuldigen. Ook kondigden ze aan dat ze de auteur van het gedicht zouden aanklagen wegens het beledigen en aanzetten tot haat tegen de Chinezen. De SPTI gaf daarbij onder andere aan de pers in Nederland en Nederlands-Indië in te lichten.
‘Pinda-Chinezen’
De Chinese en Aziatische studentenverenigingen in Amsterdam, Utrecht en Delft beloofden hun volledige medewerking. De brief kreeg ook steun van andere studentenverenigingen. Na protest van het Aziatisch Dispuutgezelschap Amsterdam (ADA) onder leiding van Ong Eng Die, die later minister van Financiën in Indonesië zou worden, mocht de Indologen Vereeniging niet meer meedoen met de Indische Conferentie tot ze afstand zouden nemen van de auteur van het gedicht. Een vertegenwoordiger van de Indologen Vereeniging zei dat het rijmpje niet over Chinezen uit de kolonie maar over ‘pinda-Chinezen’ ging: een denigrerende term voor arme Chinezen in Nederland die zelfgemaakte snacks zoals pinda’s verkochten.
Ironie
De SPTI en ADA richtten het Comité van Actie tot Afweer van Anti-Chineesche Hetze op. Het comité riep Chinezen in Nederland op iedereen die medeplichtig was aan het publiceren van het gedicht aan te klagen. Een Chinese vertaling van de situatie werd verspreid. In de volgende editie van het Indologenblad werd excuses aangeboden voor de indruk die het rijmpje had achtergelaten. Verderop in het blad werd het citaat van Auguste-Henri Forel weggezet als ironie waarvan ze hadden verwacht dat studenten dit zouden begrijpen. Het stuk maakte alleen excuses voor deze ‘optimistische’ aanname, niet voor de inhoud zelf. Ook de reactie van de voorzitter van de Indologen Vereeniging, Johannes Theodorus Vermeulen, was halfslachtig: hij bagatelliseerde de kwestie door zich te verwonderen over de ontstane ophef van een grap voor ingewijden.
Kamervragen en Volksraad
Roestam Effendi, de eerste Indonesiër in de Tweede Kamer, stelde Kamervragen. Hij noemde het gedicht een grove belediging die de verstandhouding tussen de verschillende bevolkingsgroepen verslechterde. Ook werd het Indologenblad door Tjoa Sik Ien, een vooraanstaand lid van de SPTI, aan de officier van justitie doorgegeven. Er volgde nog halfbakken excuses van de Indologen Vereeniging, die zich verontschuldigde voor de verkeerde indruk. In een reactie liet Hendrikus Colijn, de toenmalige minister-president en minister van Koloniën, weten dat het rijmpje niet bevorderlijk was voor de onderlinge verhoudingen, maar hij zag de zaak als afgedaan door de verontschuldiging van het blad.
Tjoa Sik Ien schreef een brief naar de Volksraad waarin hij benadrukte dat de auteur nooit als koloniaal bestuurder aangesteld zou moeten worden vanwege zijn rassenhaat en stookzucht. De Eerste Kamer verwierp het gedicht, maar wilde dat de excuses van de Indologen Vereeniging werden geaccepteerd. Het gerechtshof in Den Haag deed niets met de brieven waarin stond dat ze blad wilden vervolgen. Journalist Phoa Liong An schreef dat de beledigingen in het rijmpje niet het grootste probleem waren, maar de ontmenselijking erin en de reactie van de autoriteiten erop.
Auteur
Voor de protesten werd geld ingezameld: er werden ansichtkaarten verkocht met daarop een Chinese draak die bijna gedood werd. Echter namen de protesten op den duur af en raakte de kwestie in de vergetelheid. De identiteit van de auteur van het gedicht, ‘v.B.’, is nog altijd onbekend. Wel waren er toentertijd maar twee studenten met deze initialen, namelijk John van Bodegom en Jacob Herman van Bockel. Van Bodegom kreeg als enige van deze twee een carrière in de kolonie: hij werd resident van Sorong, Nieuw-Guinea.
Educate yourself is een serie artikelen en interviews over de Indische en Molukse geschiedenis. Hoewel het een langdurig gedeelde geschiedenis is, blijft deze in Nederland onderbelicht. Daarom gebruikt MDBP de veelgehoorde kreet ‘educate yourself’ om deze geschiedenis in een wekelijkse serie verder uit te diepen.