Geel van buiten, wit van binnen

Geplaatst in: Interviews
Groepsfoto 2019

Als Peranakan Chinees is het voor Boen Tan vanzelfsprekend dat je als academicus werkt. Pas later beseft Boen dat je je Aziatische wortels niet mag vergeten. Simone Jacobs noteert zijn verhaal.

‘Mijn naam is Boen Tan. Vroeger werd ik Bonnie genoemd omdat mijn ouders vonden dat Boen te moeilijk was om te onthouden of te begrijpen voor Nederlanders. Ik vind Boen een mooie naam en sinds 1991 noem ik mezelf weer Boen, wat leider betekent. Ik vervul nu de functie van penningmeester van Stichting Indomedia die medeverantwoordelijk is voor het blad PINDA*/PindaH, een glossy met een Indisch tintje.’

Je bent geboren in Indonesië?
‘Ja, op 24 juli 1959 in Soerabaja, als oudste kind. Mijn ouders hebben allebei rechten gestudeerd en zijn in 1956 teruggegaan naar Nederlands-Indië

Je ouders zijn pas in 1960 naar Nederland teruggekeerd?
‘Aanvankelijk hadden ze gekozen voor de Indonesische nationaliteit. Mijn vader moest namens de Cultuur Bank de nationalisatie van Nederlandse particuliere bedrijven door Indonesië mogelijk maken. Als Chinese-Indonesiër kwam hij in een moeilijke positie daar de Nederlanders natuur lijk zo veel mogelijk geld wilden krijgen en de Indonesiërs natuurlijk zo min mogelijk wilden betalen; de Indonesiërs vroegen aan hem hoe loyaal hij aan Indonesië was. Ook werden Chinezen steeds meer verketterd in Indonesië, er waren heel veel anti-Chinese sentimenten vanwege de dominantie van de Chinezen in de (tussen-)handel en industrie daar. Mijn ouders hebben een beroep gedaan op de spijtoptanten regeling die de Nederlandse overheid had ingesteld voor mensen uit Indonesië die toch na de onafhankelijkheid gekozen hadden voor het Indonesische staatsburgerschap maar later spijt hadden van deze keuze en liever naar Nederland kwamen. Ik heb trouwens nog steeds familie in Indonesië, België, de Verenigde Staten, Singapore en Malta.’

 Ben je nog wel eens terug geweest in Indonesië?
‘Ja, in 2010 maar ik had er geen aparte gevoelens over. Ik ben een westerse man met een Aziatische achtergrond. Ik voel me super Nederlands. Mijn enige Aziatische karaktertrek is dat ik een beetje introvert ben, denk ik. Ik houd van Aziatisch eten. Maar ik houd niet van het Indische gekonkel dat toch wel vaak plaatsvindt; ja zeggen en nee bedoelen.’

Waarom ben je geneeskunde gaan studeren?
‘Studeren is in mijn familie heel gangbaar. Peranakan Chinezen die gemigreerd zijn van China naar Nederlands-Indië en later in Nederland zijn gaan wonen, komen uit een zeer geselecteerd deel van de Indische samenleving. Om in Nederland te kunnen studeren (vanaf 1900) moest je Nederlands kunnen spreken, intelligent zijn, èn vermogend zijn; dus je behoorde tot de koloniale elite. Dit verklaart waarom vele Peranakan Chinezen gestudeerd hebben op de universiteit.

Ook werd er in deze elite veel onderling getrouwd (economische redenen); zo zijn mijn grootouders van moederszijde voor hun geboorte al aan elkaar beloofd door hun ouders om zo de zakelijke binding tussen beide families te bestendigen.

Peranakan Chinezen zijn goed vertegenwoordigd in de geneeskunde. Ik vond de geneeskunde interessant en veel van mijn familieleden waren al arts geworden. Ik was niet zo goed in natuurkunde anders was ik ingenieur geworden. Mijn ouders wilden liever niet dat ik rechten ging studeren; ze waren beiden jurist en beseften dat je als jurist aan een land gebonden bent. Dus ik ben medicijnen gaan doen en cardioloog geworden. In 2017 ben ik gestopt met praktiseren na 25 jaar in Amsterdam gewerkt als cardioloog.’

Je bent tegenwoordig ook verbonden aan het Chinese-Indonesian Heritage Center, CIHC.
‘Ik ben mij gaan verdiepen in de geschiedenis van de Chinezen in Indonesië en in mijn familiegeschiedenis. Vroeger had ik daar geen belangstelling voor, nu wel. Dat heeft vast met het verstrijken van de tijd te maken en met mijn leeftijd, ik word ouder. Ik heb door mijn zoektocht van alles geleerd. Ik heb bijvoorbeeld geleerd dat de slavernij in the Oost net zoals omvangrijk was in the West, zoals in Suriname.’ Ook heb ik een DNA test gedaan waarbij ik tot mijn verrassing 92% Chinese, 2% Indonesische en 6% Japanse genen heb. Dit betekent dat mijn familie nog niet erg gemengd is met de Indonesische en dat 1 betovergrootouder Japans was.

Op welke prestatie ben je heel trots?
‘Mijn drie kinderen en mijn familie.’

Als je door de tijd zou kunnen reizen, welk advies zou je je jongere ik geven?
‘Vergeet je Aziatische roots niet. Ik ben er achter gekomen dat het belangrijk is dat je weet waar je vandaan komt, wat je familiegeschiedenis is.’

Hoe zou je je autobiografie noemen?
‘Banana; yellow outside and white inside.’

Heb je nog een film/boek/muziek tip?
The Insult‘, film over de verschillende facties (clans) in Libanon.

Waarom is die film zo interessant?
Omdat mensen met verschillende achtergronden, getraumatiseerd door gebeurtenissen uit het verleden en miscommunicatie, elkaar het leven zuur maken en hoe moeilijk het is om samen naar een hoger, gezamenlijk doel na te streven.

Je bent penningmeester van Stichting Indomedia die medeverantwoordelijk is voor PINDA*/PINDAH de succesvolle glossy met een Indisch tintje. Hoe vind je dat?
‘Interessant, leuk, zinvol omdat ik zo meer begrijp van de Indische samenleving in het verleden maar ook wel frustrerend omdat er ook veel onnodig Indisch gekonkel heeft plaatsgevonden. Dat vind ik jammer, PINDA* is een groot succes. Daarom komen we met een volgende editie die PINDAH heet en mijns inziens in een behoefte voorziet. Mensen met familiewortels in Nederlands-Indië willen lezen over en delen in de gemeenschappelijke geschiedenis van Nederland, van ons allemaal. Het onderscheidende van Pinda*/Pindah is dat wij ons niet alleen met de geschiedenis bezighouden maar graag naar de toekomst willen kijken en onderzoeken welke invloed deze Aziatische genen hebben op de Indo’s van nu en hun kinderen.

 

Simone Jacobs is schrijfster (zie www.stichtingaletta.nl)

Verder lezen

Historie
Educate yourself

Ethische politiek: hoe een ereschuld leidde tot het ontwikkelen van de inheemse bevolking

Column

Column: Petrus Kipalong, een Moluks Steurtje

Aanbieding

Gratis workshop: wat schrijven is