#Ontdek

Loulou Rhemrev: “In het jongenskamp werd het knopje ‘empathie’ uitgezet”

Geplaatst in: Interviews, Expressie, Kunst, theater
De voorstelling ‘Hallo Bandoeng’ is een zoektocht naar een Indische erfenis. Het vertelt het persoonlijke verhaal van de vader van actrice Loulou Rhemrev: zijn heerlijke jeugd in het Indische ‘tempo doeloe’ waar de oorlog wreed een einde aan maakte. En vanaf dat moment het grote zwijgen.

Al in 2010 ontstond het idee van ‘Hallo Bandoeng’, maar Loulou Rhemrev (1964) stopte het idee een paar keer in de ijskast. Wat haar vooral opbrak was dat het allemaal te dichtbij kwam. Ze was bang dat het oprakelen van de familieverhalen te veel emotie zou losmaken bij haar vader. De vader van Loulou was een afstandelijke, gesloten man die ze niet zo vaak zag vanwege zijn werk als arts. Pas vanaf 2010 kreeg ze stukje bij beetje zijn verhaal te horen: het jongenskamp waar hij in kwam, de daarop volgende Bersiap, de lijken die hij uit een vrachtwagens moest laden. In zijn eigen woorden: “in de oorlog heb ik het knopje ‘empathie’ voor altijd uitgezet.”

De man van Loulou, acteur en theatermaker Folmer Overdiep, nam het stokje van zijn vrouw over en begon zijn schoonvader te interviewen. De urenlange gesprekken nam hij op en die vormen nu de basis voor ‘Hallo Bandoeng’. Loulou: “De familie van mijn vader zit al driehonderd jaar in Indonesië. Het begon met de Nederlandse kapitein Vermehr die in de 18e eeuw naar Indië voer en zich vestigde op de Molukken. Zijn zoon kreeg een kind bij een inlandse vrouw. Vader Vermehr stuurde zijn zoon naar Zuid-Afrika en zorgde zelf voor zijn kleinzoon.”

Het was toen vrij bijzonder dat hij zich ontfermde over het buitenechtelijke kind en gaf het de omgekeerde achternaam. Vermehr werd dus Rhemrev.

“Vermehr was een vermogend man die zijn kleinzoon uiteindelijk op Java liet opleiden tot verantwoordelijke voor de vrachten in de havens. De zoon van Rhemrev studeerde later in Leiden Indologie. Uit die lijn stamt mijn vader, die in 1931 in Bandoeng geboren werd. Zijn vader was huisarts en omdat hij Indisch was, kreeg hij geen totoks (blanke Nederlanders) als patiënt maar Indische en inlandse mensen. Mijn vader had een geweldige jeugd in het Indische ‘tempo doeloe’ van die tijd. Zo had hij bijvoorbeeld een kikker als huisdier. En mocht hij geregeld met zijn vader mee op avontuur door de prachtige jungle van Java. Dit aspect van zijn jeugd wilde ik ook laten zien en niet alleen maar de ellende.”

Op 7 januari 1929 opende koningin-moeder Emma officieel de radiotelefoondienst  met de historische woorden: “Hallo Bandoeng! Hallo Bandoeng! Hoort u mij?”. Radio Kootwijk vormde vanaf  dat moment de basis voor gesprekken met geliefden aan de andere kant van de wereld. Mensen die dachten hun dierbare nooit meer te zullen horen, hadden plots rechtstreeks contact met Nederlands-Indië. Twee werelden, zo verschillend, werden in enkele minuten verbonden door de lucht, in golven en trillingen die 12.000 km moesten overbruggen. Maar wat als de berichten door een oorlog worden verstoord? Radiostilte. Onbeantwoorde vragen blijven over.

De nooit aangekomen berichten dienen in het stuk als metafoor voor het Indisch zwijgen, de onbeantwoorde vragen, de geheimen.

In een vergeten ruimte tracht een telefoniste al veertig jaar lang oude verdwaalde berichten uit de ether op te vangen. Jarenlang verbindt zij de lijnen. Op zoek naar antwoorden want de tijd dringt. Ze ontvangt flarden van gesprekken van mensen die er niet meer zijn en nooit gehoord. De berichten halen het oude Indië terug waar ze zo weinig van weet, want de enige overlevende die haar wat zou kunnen vertellen is haar vader. Maar hij is oud en zwijgt. Het is het persoonlijke verhaal van Loulou en haar vader.

Behalve een prachtige voorstelling heeft het de actrice nog meer gebracht, namelijk een dieper en warmer contact met haar vader. Het knopje ‘empathie’ is weer aangezet.

Vanaf 1828 was het in de kolonie voor de Europese vader mogelijk om zijn in het concubinaat geboren kinderen te erkennen.  Een andere optie was ze weliswaar niet te erkennen, maar ze wel te laten inschrijven in de geboorteregisters, wat de verplichting met zich meebracht de kinderen te verzorgen en op te voeden. Deze laatste mogelijkheid zorgde voor het typisch koloniale verschijnsel van de omgekeerde familienaam: de kinderen kregen bij de inschrijving de familienaam van hun vader maar dan wel achterstevoren (bron: de njai/Reggie Baay). Loulou: “In mijn stuk heb ik het er ook over. De naam Rhemrev vindt zijn oorsprong in Nederlands-Indië en is daardoor altijd verbonden aan die tijd. Ik ben trots op mijn achternaam. Misschien kun je aan mij niet zien dat ik Indisch ben maar mijn achternaam vertelt een ander verhaal.”

Verder lezen

Culinair     Eten

Petitie: Bescherm de Aziatische restaurants en laat de koks uit Azië komen

Column

Column: Beri-beri en het Oost-Indische leger

Column

Column: Paatje Phefferkorn, een groot gemis voor de Indische gemeenschap