Educate yourself

Hoe het lot van Belanda Hitam paste in de Nederlandse tactiek van verdeel en heers: ‘Ze wilden niet dat de Indonesiërs en Afrikanen een band zouden krijgen’

Geplaatst in: Interviews, Historie
Afrikaanse soldaat ca. 1851. KITLV 36B187, link: http://hdl.handle.net/1887.1/item:855429
Lucy Cofie (47) is tentoonstellingsmedewerker van het Elmina-Java Museum in Ghana, waar de geschiedenis van de Belanda Hitam-gemeenschap wordt herinnerd. Belanda Hitam, letterlijk vertaald ‘zwarte Nederlanders’, waren soldaten van Afrikaanse komaf die werden gerekruteerd door het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) om te dienen in Nederlands-Indië. Lucy Cofie vertelt over het leven van de Afrikaanse soldaten en hun Indo-Afrikaanse afstammelingen.

Hoe werden de Afrikaanse soldaten gerekruteerd?
“De 3080 Afrikanen die werden gerekruteerd en weggestuurd door de Nederlanders waren voor het grootste deel krijgsgevangenen. Het oorspronkelijke idee van de Nederlanders was om Afrikanen van Nederlandse afkomst aan de kust te rekruteren, omdat zij waarschijnlijk Nederlands spraken en bekend waren met de Europese verwachtingen. Slechts een enkeling bood zich vrijwillig aan, dus werd gekeken naar Ashanti als mogelijke bron van rekruten voor hun militaire missie. De Ashanti’s weigerden zichzelf aan te bieden, maar boden in plaats daarvan aan de krijgsgevangenen te laten rekruteren. Deze mannen waren slaven geworden voor de Ashanti vanwege oorlog of uit eerbetoon. De Nederlanders hadden problemen door een tekort aan arbeidskrachten, dus namen ze genoegen hiermee. Deze mannen werden buiten de Goudkust gevangengenomen: uit het noordelijke deel van Ghana, zoals Niger en Burkina Faso. Ze werden vrijgelaten en onmiddellijk ingelijfd, dus je kunt niet zeggen dat ze een keuze hadden. De Nederlanders hadden een pakket bedacht om de Afrikanen te verleiden zich aan te melden als soldaat voor het koloniale leger. Eén van de voorwaarden was dat ze de Afrikanen een maand salaris vooruit zouden betalen. Met dit geld kochten ze hun vrijheid. Of ze ervoor kozen om dienst te nemen of dat ze door Ashanti-meesters werden geselecteerd om dienst te nemen, is niet duidelijk. Volgens dr. Ineke van Kessel kochten de rekruten hun eigen vrijheid doorgaans voor 96,50 gulden. Een bedrag van 8,5 cent per dag werd van hun loon afgetrokken en terugbetaald aan de Ashanti-meesters totdat hun vrijheid was afgekocht.”

Tekst gaat verder na de foto

Lucy Cofie, tentoonstellingsmedewerker van het Elmina-Java Museum in Ghana

De Afrikanen stonden hoger in de koloniale hiërarchie dan de Indonesische soldaten en ze kregen een speciale behandeling. Hoe was de band tussen deze groepen?
“De witte soldaten stonden aan de top, de Afrikanen behoorden tot de middenklasse en de Indonesiërs stonden onderaan de hiërarchie. Afrikanen werden beter behandeld dan de Indonesiërs. Daarom hadden de Indonesiërs een hekel aan de Afrikanen en verafschuwden hen. Ze hadden het gevoel dat ze in hun land waren en vonden dat ze beter behandeld zouden moeten worden dan de Afrikanen. De Nederlanders deden opzettelijk wat ze deden: ze wilden niet dat de Indonesiërs en Afrikanen een band zouden krijgen. Als er een broederschap ontstond, was de kans groot dat beiden in opstand zouden komen tegen de Nederlanders. Zelfs de Indonesische vrouwen die met Afrikaanse soldaten trouwden ervaarden dat hun families de banden met hen verbraken. Meestal woonden ze met hun echtgenoten in het kamp. De Afrikanen voelden zich in ieder geval beter dan de Indonesiërs omdat ze een betere behandeling kregen.”

Konden de Afrikanen hun naam houden?
“Het geven van dagnamen is bij veel groepen een prominente cultuur, maar vooral bij de Akans, een etnische groep in West-Afrika. Afhankelijk van de dag van de week waarop je geboren bent, krijg je een naam. Een jongen die op vrijdag geboren is heet bijvoorbeeld Kofi. Deze Afrikaanse soldaten waren in Ashanti-gevangenschap terechtgekomen en hadden zich aan deze cultuur van dagnamen aangepast. De meesten van hen hadden Akan-namen. Van een groep van 3080 mannen kun je je voorstellen hoeveel er op dinsdag of vrijdag geboren waren. Hun namen kwamen herhaaldelijk voor. Bovendien waren deze namen vreemd voor de Nederlandse commandanten. Het onthouden van de naam was een probleem, het uitspreken ervan was ook gedoe. De Nederlanders vonden het beter om individuele namen te hebben. Sommigen van hen lieten daarom hun naam veranderen, zoals Piet Klink of Jan Kooi. Sommigen van hen hadden een Nederlandse voor- en achternaam, sommigen hadden twee Afrikaanse namen, en sommigen hadden één Nederlandse en één Afrikaanse naam.”

Legitimatiebewijs van Afrikaanse soldaat Boris.

Welke tradities brachten de Afrikanen mee naar Nederlands-Indië?
“Ze brachten tijdens de overtocht van de Goudkust naar Nederlands-Indië drie maanden op zee door. Om verveling tegen te gaan speelden ze bordspellen, zoals dammen. Ze gebruikten ook kiezelstenen om oware te spelen. Ook zongen en klapten ze. Ze hadden trommels om zichzelf te vermaken. Eenmaal in Nederlands-Indië zetten ze deze praktijken voort. Misschien zouden ze als ze een avond samen hadden zingen en verhalen vertellen, wat iets typisch Afrikaans is. In het museum hangt een foto van een familie die aan het koken is: ze malen specerijen zoals pepers in een uit steen gesneden kom, die vergelijkbaar is met de onze die gemaakt is van klei met een houten bovenkant.”

Tekst gaat verder na de foto

Werden ze eerlijk beloond voor hun werk?
“Ze kregen laarzen, sokken, en stromatrassen om op te slapen, net als Europese soldaten. Hun kinderen kregen Nederlands onderwijs. De Nederlanders zouden de Afrikanen een pensioenuitkering geven nadat ze hun dienst hadden volbracht. Dit was het pakket dat ze de Afrikanen zouden geven als ze ermee instemden als soldaat naar Java te laten gaan. Ze werden betaald, maar later kwamen er veel klachten van de Afrikaanse troepen. Ze klaagden dat de Nederlanders hun beloftes over loon en toelagen niet nakwamen. In 1855 vond er een botsing plaats, omdat de Nederlanders de Afrikaanse soldaten vroegen de stromatrassen, die ze als onderdeel van het pakket hadden gekregen, in ruil voor inheemse slaapmatten terug te brengen. Voor de Afrikanen was dat de druppel die de emmer deed overlopen. De Nederlanders hadden verschillende beloften over beloning en gelijke behandeling gebroken. Het wegnemen van hun stromatrassen was een buitensporige schande, dus werden ze boos, waardoor de rekrutering in 1855 stopte en in 1860 opnieuw begon, nadat alles was gekalmeerd.”

Wat gebeurde er met de Afrikaanse soldaten en hun Indo-Afrikaanse nakomelingen?
“Ze mochten geen vrouwen of vriendinnen meenemen naar Nederlands-Indië, waardoor de meeste soldaten gezinnen hadden met Indonesische vrouwen. In 1872 eindigde de rekrutering van Afrikaanse soldaten. Er vond een uitwisseling van gebieden plaats tussen de Britten en de Nederlanders. De Nederlanders droegen Elmina over aan de Britten en vertrokken. Deze Afrikaanse soldaten kregen de keuze: met hun gezinnen in Nederlands-Indië blijven, naar Nederland komen en zich daar als Nederlanders vestigen, of terugkeren naar Elmina waar ze vandaan waren gestuurd. De meesten van hen kozen ervoor om in Nederlands-Indië te blijven vanwege hun families. Degenen die terugkwamen werden gevestigd in Fort Java, dat vroeger op de Javaheuvel lag. Helaas is het fort nu afgebroken. Na de Tweede Wereldoorlog kwamen de afstammelingen van Afrikanen in Indonesië bij elkaar om de Nederlandse regering om hulp te vragen. Ze konden emigreren en zich als Nederlanders in Nederland vestigen. Er was een Indo-Afrikaanse gemeenschap in Nederland die tweejaarlijkse conferenties hield. Helaas is deze gemeenschap niet langer levendig. Een enkeling van de jongere generaties is nog steeds geïnteresseerd, maar ik weet niet of ze elkaar nog ontmoeten.”

Tekst gaat verder na de foto

Links: Piet Klink en zijn Javaanse vrouw. Rechts: Eef Cordus, kleindochter van Piet Klink, en haar man Daniel Cordus, de toenmalige voorzitter van Indo Afrikaans Kontakt.

Wat is de geschiedenis van het Elmina-Java Museum?
“Nadat de Afrikaanse rekrutering in 1872 was beëindigd, sloten de Nederlanders hun boek hierover en legden het ergens op de plank. Maar historici bleven onderzoek doen. Historica Ineke van Kessel van de Universiteit Leiden deed onderzoek voor haar boek en besloot naar Ghana af te reizen om op zoek te gaan naar Bart Ulzen, een naam die in Nederlandse archieven voorkwam. Ze kwam naar Elmina en ontdekte dat Bart Ulzen hier als conciërge van de katholieke Sint-Jozefkerk had gediend, maar niet naar Java was gegaan. Vervolgens nam ze contact op met de familie Ulzen in Elmina. Edward Abraham Kofi Ulzen, een gepensioneerde hoogleraar onderwijs, die toen worstelde met een terminale ziekte, bracht haar in contact met zijn zoon, professor Thaddeus Ulzen in de VS, omdat hij de familiegegevens aan hem had doorgegeven. Professor Ulzen suggereerde dat de naam Hermanus of Manus elke generatie terugkwam, en dus enige betekenis zou kunnen hebben. Op basis van deze redenering vond dr. Van Kessel in de Nederlandse archieven Hermanus Ulzen als een van de eerste Afrikanen van Nederlandse afkomst die zich vrijwillig voor Java hadden aangemeld. Uit verder onderzoek bleek dat hij de achterkleinzoon was van Roelof Ulzen, een 18e-eeuwse Nederlandse gouverneur van kasteel Elmina die met een Afrikaanse vrouw was getrouwd, met wie hij vier kinderen kreeg. Nadat hij zijn ambtstermijn als gouverneur had beëindigd, vertrok hij met zijn jonge zoon Hermanus Ulzen via Suriname naar Nederland, maar voordat ze in Rotterdam aankwamen stierf Roloef na een kort ziekbed op zee. Hermanus werd benoemd tot voogd in Nederland en kreeg uiteindelijk een aanstelling als marineofficier. Hij keerde terug naar Elmina, voegde zich weer bij zijn Afrikaanse familie en werkte als assistent bij kasteel Elmina. Zijn kleinzoon Hermanus is degene die zich vrijwillig als soldaat voor Java heeft aangemeld. Hermanus keerde terug van Java naar Elmina omdat hij op Sumatra gewond raakt aan zijn been. Zijn achterkleinzoon Edward Ulzen bouwde het huis dat nu het Elmina-Java Museum is. Zijn kinderen besloten een deel van hun huis te wijden aan de oprichting van het museum, dat in 2003 werd geopend. Er worden schilderijen, artefacten getoond die zijn geschonken door musea in Nederland en foto’s van de Belanda Hitam-gemeenschap. Ook is er een tentoonstelling over Nederlandse wasdrukken geschonken door Vlisco. Het museum heeft daarnaast tentoonstellingen over de trans-Atlantische slavenhandel, de geschiedenis van Elmina en de Afrikaanse bevolking in de diaspora.”

Het verhaal van het museum wordt verteld in het boek Java Hill: An African Journey – A nation’s evolution through ten generations of a family linking four continents van T.P. Manus Ulzen.

Het Elmina-Java Museum in Ghana.

Educate yourself is een serie artikelen en interviews over de Indische en Molukse geschiedenis. Hoewel het een langdurig gedeelde geschiedenis is, blijft deze in Nederland onderbelicht. Daarom gebruikt MDBP de veelgehoorde kreet ‘educate yourself’ om deze geschiedenis in een wekelijkse serie verder uit te diepen.

Verder lezen

Column     Erfgoed

Column: Op de koloniale herdenking moeten minderheden hun plek bevechten om gezien, erkend en benoemd te worden

Boeken     Cultuur     Erfgoed     Expressie     Kunst

Gezocht: Bahasa sprekende mensen voor batikproject

Column     Identiteit

Educate yourself

Column: Zo werd Mas Klentar een Staatsblad-Europeaan