Miko Flohr is historicus, heeft een PhD in archeologie en is verbonden als docent Ancient History aan de universiteit van Leiden. Hij studeerde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en was jarenlang verbonden aan de prestigieuze universiteit van Oxford. Op zijn eigen blog schreef hij een column naar aanleiding van de 100e geboortedag van zijn oma. Meer Dan Babi Pangang mocht deze hier publiceren.
Vandaag, 25 juli 2020, is het 100 jaar geleden dat oma geboren werd. Het enige dat ik van haar geboorteplaats weet, is dat Sukarno er ook geboren werd, en dat er een trein doorheen reed. Dat laatste nam ik eigenlijk vooral aan – haar vader werkte bij de spoorwegen als machinist en opzichter – maar het blijkt te kloppen. Modjokerto ligt nog steeds aan de spoorlijn tussen Surakarta en Surabaya. De stad heeft, sinds de onafhankelijkheid, een ‘d’ verloren, en heet nu Mojokerto. Je kan er gaan kijken, via Google, maar eigenlijk snap je dan niks van wat je ziet. Je kan staren naar de vele tientallen nietszeggende oude foto’s die circuleren op het internet—welke Indische familie heeft eigenlijk niet het foto-archief gedigitaliseerd de laatste jaren? Ik ken de plek niet waar ze geboren werd, en die is inmiddels ook grotendeels onkenbaar geworden.
Oma is de enige grootouder met wie ik ben opgegroeid – de andere drie grootouders stierven toen ik nog klein was. Negentig is ze geworden, en ze heeft, in relatieve eenvoud en bescheidenheid, een monumentaal leven geleid – zoals zovelen van haar generatiegenoten, waar ook ter wereld. Zelf zou ze dat denk ik niet zo geformuleerd hebben. Het was wat de Heer voor haar generatie in petto had, zou ze denk ik gezegd hebben, desgevraagd. Maar echt gevraagd heb ik het eigenlijk nooit. Monumentaal is misschien ook te verhullend, maar een beter woord kan ik niet vinden. Het drukt het beste het contrast uit tussen hoe ik haar kende, en wat er zich afgespeeld had voor ik er überhaupt was, en waarvan ik nog steeds maar flarden en hoofdlijnen weet – het verhaal van opa, die de oorlog doorbracht als krijgsgevangene in Japan, en de rest van zijn leven gebukt ging onder de last van de jaren veertig, was altijd beeldbepalender. Het verhaal van oma is pas de laatste jaren boven komen drijven.
Mijn grootouders trouwden in 1939, en vertrokken daarna vanuit Semarang op Java naar het verre Sumatra, waar mijn grootvader emplooi had als boekhouder bij de Bataafse Petroleum Maatschappij op de grote raffinaderij van Pladjoe. Twee kinderen werden daar geboren nog voor de Japanners zich begin 1942 in de regio meldden. Bij de gevechten rondom Pladjoe werd mijn grootvader – betrokken bij het onklaar maken van de raffinaderij – krijgsgevangene gemaakt, en vluchtte mijn oma, met twee kleine kinderen, halsoverkop per trein en boot naar Java – luttele uren voor de oorlog uit. In Semarang wachtte uiteindelijk, onvermijdelijk, de internering. Ze eindigde in het kamp Lampersari-Sompok midden in de stad—bij toeval vond ik haar naam op de lijsten die het Rode Kruis meteen na de Japanse overgave maakte – ze staat erop als Ch. E. ‘Fleur’, want ook in 1945 struikelde men al over de ‘oh’ in onze naam. In het kamp verloor ze op 24-jarige leeftijd haar moeder, die op dezelfde plek geïnterneerd was; niet veel later stierf ook een zus.
Na augustus 1945 veranderde het krachtenveld, maar ging de oorlog in feite door. Opa keerde na een aantal maanden terug uit Japan, maar moest vrijwel meteen weer onder de wapenen, en het herenigde gezin volgde hem naar Makassar. Pas na 1946 keerden mijn grootouders terug op de plek waar ze in 1939 aan hun toekomst begonnen waren. Het gezin breidde zich in die jaren uit tot zes kinderen. Op de foto (hierboven) zijn het er nog vijf; de baby, dat is mijn vader.
Tussen 1947 en 1954 woonde de familie in de BPM-wijk in Pladjoe, en werkte mijn grootvader bij de raffinaderij. Het moeten vreemde jaren zijn geweest, al ken ik weinig details: het stormachtige begin van de nieuwe Republiek Indonesië, het definitieve verdwijnen van de wereld van hun jeugd, de trauma’s van de oorlog, het massale vertrek van Nederlanders en Indo-Europeanen. Was er nog wel toekomst in dit land? De overwegingen en het tijdpad kan ik niet precies reconstrueren. Men zegt dat opa het liefst naar Amerika wilde, maar dat dat onhaalbaar bleek. De afloop is welbekend: eind 1954 gaat oma met vijf kinderen de boot op (één was al in Nederland), iets later komt opa hen achterna. Op kerstavond komen ze, na een zeereis van drie weken, aan in IJmuiden. Wat volgt is een tijd in gastpensions – eerst in Oosterbeek, later in Doorwerth – en vervolgens, uiteindelijk, een huis. Het was toen inmiddels, meen ik, 1956 of 1957, misschien nog iets later. De echo van deze vijftien jaar galmt nog immer na in de familie.
En oma? Lang heb ik gedacht dat mijn oma zo katholiek was omdat oude mensen nou eenmaal zo waren opgegroeid. Niets is minder waar. Mijn oma kwam sowieso uit een gemengd protestants-katholiek gezin: ze omarmde het katholieke geloof toen ze les kreeg van de nonnen. Maar na de oorlog, en in Nederland, werd de kerk belangrijker voor ze. Misschien als reactie op wat er gebeurd was in de oorlogen. Misschien als houvast, in een nieuw, onbekend land. Later – ik was er al – trokken mijn grootouders zelfs kort in bij een gezelschap dat zich volledig wijdde aan het geloof – om er overigens ook snel weer te vertrekken. Vakantiebestemmingen waren Lourdes en Medjugorie. Het lijkt erop dat haar levensloop de geloofsbeleving van mijn oma geïntensiveerd heeft. Hoe dan ook: het heeft haar getekend, al kon je niet altijd goed zien hoe. Het ticket van de grote reis naar Nederland heeft ze in ieder geval altijd bewaard: we vonden het in haar paperassen, in 2010.
Het leven van mijn oma werd getekend door de omstandigheden op een manier die voor mijn generatie nauwelijks te bevatten is, maar die ook ons definieert. Haar ontworteling is, in wezen, onze worteling – zelfs al was het zelden of nooit onderwerp van gesprek. Zelfs al weten we heel veel ook niet. Het is een verhaal dat ik zal doorvertellen aan de volgende generatie, en deels al aan het doorvertellen ben. Een migratieachtergrond is veel meer dan alleen een etniciteit – het is een verhaal dat bepaalt hoe je je verhoudt tot de plek waar je leeft. Een verhaal ook dat iedere generatie, welhaast per definitie, opnieuw schrijft, en ook steeds weer herschrijft. Maar vraag me dat over tien jaar nog maar eens.
N.B.: in een eerdere versie stond dat oma pas katholiek werd toen ze met mijn opa trouwde – dat is niet waar. Haar moeder was katholiek, haar vader gedoogde dat, en zo kreeg ze onderricht bij de nonnen.