Ik ben een wereldburger

Geplaatst in: Identiteit

Freddy Surjana Rooij heeft een Indische, Indonesische en Chinese achtergrond. Wat ben ik eigenlijk? Redacteur Maureen tekent het verdrietige levensverhaal op van een liefdesbaby.

Het beeld staat voor eeuwig op zijn netvlies gebrand en maakt na al die jaren nog veel emoties bij hem los: zijn Chinese oma die in de verte steeds kleiner wordt terwijl zijn moeder en zijn nieuwe onbekende vader hem bij de hand nemen en naar het vliegtuig lopen dat hen naar Nederland zal brengen. Een land waar hij nog nooit is geweest en waarvan hij de taal niet spreekt. Dan begint de destijds negenjarige Freddy ineens te schreeuwen, probeert zich los te rukken om weer terug te rennen naar zijn oma. Terug naar Bandoeng, naar alles wat hem vertrouwd is. Van alle kanten komen ineens medewerkers van de immigratiedienst op hem af die hem, zonder zijn ouders, naar een kamertje brengen. Daar moet hij allerlei vragen beantwoorden: waar gaan ze naar toe, zijn dit wel zijn echte ouders, hebben ze hem ontvoerd?

Uiteindelijk missen ze het vliegtuig en moeten noodgedwongen hun intrek nemen in een hotel in Jakarta waar ze documenten bij elkaar moeten sprokkelen tot het voor de Indonesische overheid duidelijk is wat er aan de hand is. Ondertussen ziet Freddy hoe zijn wanhopige moeder al haar sieraden en de geschenken die ze voor haar Nederlandse schoonfamilie heeft gekocht, weggeeft aan corrupte ambtenaren om zo de procedure te versnellen. Uiteindelijk krijgen ze toestemming om naar Nederland te mogen vliegen, de herkomst van zijn vreemde dubbele naam is opgelost.

Mooi Chinees meisje
Freddy Surjana de Rooij (47): ‘Mijn hele leven lang krijg ik vragen over mijn naam. Vaak denken mensen dat ik van adel ben maar de waarheid is simpel: het zijn de twee namen van mijn biologische vader en mijn stiefvader. Mijn biologische vader was een Indonesische man die met zijn gezin in onze straat woonde. Mijn moeder was een mooi Chinees meisje van achttien jaar dat bij haar ouders woonde samen met haar broer en vijf andere zussen. Ze raakte zwanger van mij, de buurman verdween met zijn gezin met onbekende bestemming. Ik heb hem nog nooit ontmoet en toch gaf mijn moeder mij zijn naam: Surjana. Voor mij een bewijs dat ik een liefdesbaby was en gelukkig niet uit een verkrachting geboren ben.

Bij het opruimen van haar ouderlijke huis na het overlijden van haar moeder in, Bandung, vond Freddy’s moeder deze foto terug. De enige foto die Freddy heeft van zijn biologische vader.

 

De eerste tien jaar van mijn leven woonde ik met de rest van mijn moeders familie in het huis van mijn grootouders in Bandung. Ik werd voornamelijk opgevoed door mijn oudere tantes en mijn oma terwijl mijn moeder uitging en studeerde. Mijn opa had een tabaksgroothandel en was behoorlijk bemiddeld. Nadat Chinezen halverwege de jaren zestig steeds minder rechten kregen en het steeds moeilijker werd om handel te drijven, raakte hij het grootste gedeelte van zijn geld kwijt en werd een verbitterd man. Hij voelde de druk om een groot gezin te moeten onderhouden en dat uitte zich in woedeaanvallen tegen mijn oma.

Mijn oom op wie mijn opa alle hoop had gevestigd, bleek een man met psychische problemen te zijn die hele dagen op zijn kamer doorbracht. Hij mishandelde me stelselmatig geestelijk, zonder dat iemand ingreep. Hij sprak met niemand meer van de familie, behalve met mij. Ik was zijn spreekbuis die boodschappen moest doorgeven aan de rest van de familie. Als hij mij nodig had, en ik was er niet omdat ik op school zat of met vriendjes speelde, nam hij wraak door mij een uur lang te laten staan terwijl ik tegen de muur aan moest kijken.

Stiefvader
Een van mijn tantes vertrok eind jaren zeventig naar Nederland om daar als verpleegster aan de slag te gaan. Mijn tante nodigde in 1980 mijn moeder uit om voor vakantie naar Nederland te komen. Daar ontmoette ze mijn stiefvader, Emiel de Rooij. Een Indische man die sinds 1956 in Nederland woonde. Mijn moeder besloot dat haar toekomst hier in Nederland lag. Achteraf vertelde ze me dat ze dit voor mij had gedaan. Ze was niet verliefd op mijn stiefvader maar besefte dat ik hier in Nederland een betere toekomst zou hebben dan in Indonesië en ook minder last zou hebben van discriminatie van Chinezen. Ze schreef aan mijn oma: ‘Ik ben hier getrouwd met een Indische man en ik blijf in Nederland wonen. We komen voor onze huwelijksreis naar Bandung en nemen dan meteen Freddy mee.’

En zo komt Freddy in een totaal onbekend land waar hij wordt overvallen door de kou maar tijd om te wennen is er niet. De volgende dag moet hij naar school terwijl hij geen woord Nederlands spreekt. Freddy: ‘Tekenen is mijn redding geweest. Ik heb altijd al getekend maar nu kon ik door middel van tekeningen duidelijk maken wat ik bedoelde. Kinderen vonden mij interessant en ik kreeg veel vriendjes. Daardoor sprak ik binnen drie maanden goed Nederlands. Naast tekenen had ik een andere uitvlucht: lezen.

Sinds mijn moeder was bevallen van mijn halfzus was het niet meer fijn huis. Het eerste jaar van mijn komst was mijn stiefvader nog een heel leuke vader die leuke dingen deed met mij. Dat veranderde met de komst van mijn zus. Toen was ik voor hem ineens een bastaardkind geworden nu hij een kind van zijn eigen vlees en bloed had. Hij ranselde me vaak af en mijn moeder greep niet in. Op school zagen leraren natuurlijk ook wel de plekken op mijn lichaam maar ook hier greep niemand in. Ik zocht mijn heil in kinderboeken. Boeken van Paul Biegel en Roald Dahl. Die boden mij een ontsnappingsroute naar een andere wereld.’

Positieve draai
‘In mijn tienertijd raakte ik geobsedeerd door de Tweede Wereldoorlog en het lot van de Joden, ik was gefascineerd door de dood. Heel ongezond allemaal en achteraf besef ik dat ik een depressief kind was. Op mijn zeventiende ben ik het huis uit gevlucht. Ik woonde op allerlei obscure kamertjes, blowde veel en maakte eigenlijk helemaal niets van mijn leven. Ik had allerlei losse baantjes waarmee ik in mijn onderhoud voorzag. Het lukte me niet om langdurige relaties aan te gaan want ik had bindingsangst. Ik ging in therapie om mijn angsten en onzekerheden onder ogen te zien en het een plek te geven. Ik heb nog steeds een minderwaarheidsgevoel. Ik heb geen makkelijke jeugd gehad maar het heeft me wel gevormd tot wie ik nu ben. Eindelijk weet ik wat ik wil: werken met kinderen die ook mishandeld zijn, informatie geven aan scholen hoe ze kindermishandeling kunnen signaleren. Nog steeds worstel ik met de vraag: wie ben ik? Ik voel me geen Nederlander, niet Indonesisch, niet Indisch en eigenlijk ook niet echt Chinees. En de Chinezen vinden mij ook maar een vreemde eend in de bijt. Ik geef er maar een positieve draai aan. Ik ben gewoon een wereldburger.”

Verder lezen

Column

Column: Strafzaak houdt rekening met inheemse publieke opinie, een kantelpunt in het kolonialisme

Boeken     Column

Column: Schrijven over familie laat je voelen dat je ergens thuishoort, zo ervaarde André Nuse

Boeken     Erfgoed     Historie
Educate yourself

Half Nederlands of half Indonesisch? De Indo, haar identiteit en schoonheid, in Indonesische literatuur