Sinds het begin van de lockdown (mid maart) is onze vaste columniste Kai Yin thuis gebleven in Jakarta. Tussendoor is ze drie weken in Nederland geweest en nu is ze sinds begin juli weer terug in Jakarta. Ze blikt terug op het begin van de lockdown in Indonesië en vertelt hoe het nu is in Jakarta.
Jakarta, ik woon er nu ruim een jaar. Regelmatig heb ik nog heimwee naar Nederland, maar tegelijkertijd voelt Jakarta steeds meer als mijn huis. Ook in corona-tijd zijn wij grotendeels (met uitzondering van drie weken verlof in Nederland) in Jakarta gebleven. Als ik terugkijk op die periode voelt het bijna surrealistisch aan, maar we waren er toch echt. De stad waar het normaal gesproken altijd druk is, vol met mensen, vol met auto’s was ruim drie maanden heel rustig. Veel expats hadden de stad verlaten, kantoren waren dicht, verkeer en openbaar vervoer lag grotendeels stil en de Mudik met Idul Fitri (teruggaan naar eigen dorp na het vasten van Ramadan) ging niet door. Iedereen bleef thuis, ook wij. Alles was dicht en ons enige uitstapje was één keer per week naar de supermarkt. We wisselden elkaar af dus eigenlijk waren we om en om één keer per twee weken even buiten.
Sinds vijf weken gaat Jakarta meer open; kleine ondernemingen en kraampjes, grotere winkels, restaurants en malls mochten gefaseerd weer open. Bioscopen, sportscholen en andere locaties waar veel mensen kunnen samenkomen zijn nog niet open. Dat stond wel op de planning, maar de opening van deze plekken is door de gouverneur al twee keer met twee weken uitgesteld omdat sinds de ‘voorzichtige opening’ het aantal besmettingen elke dag sterk blijft stijgen. Vooral in Jakarta. Het aantal uitgevoerde testen blijft achter ten opzichte van het advies van WHO.
Inmiddels zijn er in Jakarta ruim 20.000 bevestigde gevallen en boven de 100.000 in Indonesië. Wat zegt dit op 10 miljoen inwoners in Jakarta en 270 miljoen in Indonesië?
We weten het niet en dat is ook het grote onzekere aan deze situatie in Jakarta en in rest van het land.
We weten wél dat dit een grote terugwaartse economische impact heeft op Jakarta en de rest van het land. Economen vergelijken het met een terugval van 8 á 10 jaar economische ontwikkeling. Het aantal mensen dat in armoede leeft dreigt weer te stijgen na jaren van daling. Jongeren gaan weer moeilijker aan werk komen, vooral degenen die geen vervolgonderwijs hebben gevolgd.
Alles dichthouden is geen optie. Dus je ziet al meer mensen op straat, hoewel het nog steeds niet zo druk is als voor Covid-19. Er is meer bedrijvigheid en ook wij gaan af en toe weer eens ergens in een rustig restaurantje lunchen of koffie drinken. Het Offerfeest werd in kleine gezelschappen gevierd en er kan veel online: boodschappen, afhaalmaaltijden, inkopen (van maskers tot TV’s, van telefoons tot medicijnen); alles kan via sites en apps besteld worden en wordt thuisbezorgd door een bezorger op scooter. Maar dat maakt de schade niet goed, niet helemaal in ieder geval.
Jakarta is de stad die voor veel Indonesiërs symbool staat voor werkgelegenheid, voor mogelijkheden en kansen, voor de glitter en glamour van de malls en grote bedrijven in hoge gebouwen. De stad die veel (dag)werkers trekt die hun geluk hier willen beproeven. De stad die steeds meer mijn thuis wordt. Waar gaat het heen en hoe gaan we herstellen van deze pandemie en economische terugval?
Ik weet het niet, maar ik hoop van harte dat de stad en haar mensen de veerkracht en energie behouden om zo snel mogelijk er bovenop te komen.