De Indische moeder van journalist Maureen Welscher was 15 jaar toen ze in 1955 vanuit Indonesië naar het onbekende Nederland repatrieerde. Haar vriendinnen heeft ze nooit meer teruggezien. Tot een toevallige ontmoeting na 63 jaar.
Ze heetten Goan, Yvonne, Winnie, Victoria, Lucie, Noortje, Jetje, Sonja en Christine. Het waren de vriendinnen van mijn Indische moeder Erna Schenk (80) die haar jeugd in Semarang, Indonesië, heeft doorgebracht. De meisjes kenden elkaar van de middelbare school Bangongkok en childen met elkaar na schooltijd. Om de beurt spraken ze bij iemand thuis af in de tuin om te kletsen, tjendol te drinken (kokosmelk en Javaanse suiker) of stroop soesoe (melk met rozensiroop) of te snoepen van katjang goreng, gebakken pinda’s. Zat ze niet in de tuin dan ging mijn moeder naar een van de acht bioscopen die Semarang rijk was. Roman Holiday met Gregory Peck was haar favoriete film. Ze woonde in een grote witte villa samen met veel dieren: een varken, eenden, een schildpad en een aap. Die aap werd trouwens na twee dagen aan een dierentuin gegeven omdat hij haar had gebeten. Mijn moeder had de bananenschil weggepakt omdat ze dacht dat hij die niet lustte. Aan dit idyllische naoorlogse leventje kwam een einde toen mijn moeder met haar ouders, haar oma en haar drie broers in 1955 naar Holland moest emigreren omdat het voor Indo-Europeanen in Indonesië te gevaarlijk werd.
Vijandigheid
Erna: ’De vijandigheid van de bevolking nam toe, de leefomstandigheden werden steeds slechter en mijn vader vond het daarom beter om weg te gaan. Niemand van mijn vriendinnen wist dat ik zou vertrekken, over dat soort dingen werd niet gepraat.’ Er was dus ook niemand om mijn moeder uit te zwaaien op het station, bij de trein die hen van Semarang naar Soerabaja bracht, het begin van de lange tocht over zee naar Holland. Alleen haar Chinese vriendin Goan wist dat ze zou vertrekken en liet een portretfoto van zichzelf maken en gaf dat aan haar hartsvriendinnetje. Ze zouden elkaar nooit meer terugzien.
Vakantiewoning
Na een tocht van vier weken gedurende welke iedereen zeeziek werd, kwam mijn moeder aan in Nederland. Het was 2 januari 1956 en de strengste winter ooit gemeten. Vol verwondering staarde mijn moeder naar de kale bomen en vroeg aan mijn oma: ‘Waarom kappen ze die bomen niet, ze zijn allemaal dood.’ Het gezin belandde in een vakantiewoning in Holten, Overijssel, waar iedereen het zo koud had dat er met schoenen en in verschillende lagen kleren werd geslapen. Na een maand werd het gezin in Enschede geplaatst.
Vanwege de woningnood werden de Indo’s tijdelijk gehuisvest in zogenaamde contractpensions, grote gebouwen die omgebouwd werden tot ‘hotel’. Pension Hansa was een statig pand uit de negentiende eeuw dat werd aangewezen als contractpension en als tijdelijke woning voor meer dan tien Indische gezinnen.
Een keer per week douchen
Het pension werd gerund door de strenge mevrouw Peters die tal van eisen stelde aan de nieuwe bewoners. Het licht moest om tien uur ’s avonds uit en er mocht maar één keer in de week worden gedoucht. Duurde het douchen te lang naar haar zin, dan draaide mevrouw Peters zonder pardon de warme kraan uit. Indische mensen waren gewend om drie keer op een dag ‘te baaien’ en waren verontwaardigd over deze regel.
Maar nog verontwaardigder waren ze dat ze niet meer zelf mochten koken want al die exotische kruiden zorgden alleen voor nare geurtjes vond mevrouw Peters. De indo’s kregen Hollandse kost voorgeschoteld waar ze van gruwden. Met een flinke eetlepel sambal probeerden ze het eten nog enigszins eetbaar te maken. Er zijn (broodje aap?) verhalen bekend van indo’s die heel handig de regels wisten te omzeilen door bijvoorbeeld saté op een omgekeerde hete strijkbout te roosteren. Mijn moeder verontwaardigd: ‘Oma heeft een keer op een petroleumstelletje een grote pan soep gekookt. Mevrouw Petersen werd toen zo kwaad dat ze het petroleumstelletje naar buiten heeft gebonjourd. Gelukkig liet ze de pan met soep ongedeerd. Dat akelige mens!’
Ondanks de strenge regels had mijn moeder er een gezellige tijd. Alle jongeren sliepen boven op de grote zolder, jongens bij de jongens, meisjes bij de meisjes. Tot één van de meisjes een gat in de muur ontdekte en de jongens op hun sodemieter kregen omdat ze stiekem naar de meisjes zaten te gluren.
Nieuwe wijk
Na driekwart jaar in het pension gewoond te hebben werd in 1956 de nieuwe wijk Twekkelerveld in Enschede opgeleverd en alle pensiongasten verhuisden hiernaartoe. Erna: ‘Het was heel gezellig want bijna alle families die we kenden van pension Hansa woonden bij ons in de wijk, net alsof we nog in Indië waren. Mijn moeder kreeg een baan bij de Hema. En daar, bij de afdeling drop, kreeg ze verkering met mijn Nederlandse vader, die elke week een grote zak drop kwam kopen maar stiekem verliefd was op haar. Mijn moeder had niks in de gaten, vond alleen dat hij wel erg veel snoepte. Indië verdween naar de achtergrond en kwam alleen nog maar ter sprake op Indische feestjes. Af en toe dacht mijn moeder aan haar vriendinnen en wat er van hen terecht zou zijn gekomen. Maar wat had het voor zin om te blijven hangen in het verleden? Al wat haar dierbaar was, had ze moeten achterlaten. Het was beter om niet om te kijken, daar werd ze alleen maar verdrietig van. Ze had zich er allang bij neergelegd dat ze haar vriendinnen nooit meer zou zien. Tot afgelopen zomer.
Stem herkend
Samen met mijn vader bezocht ze haar schoonzus die sinds kort in een zorgcentrum verbleef. In het koffiegedeelte zat een groepje vrouwen te kletsen, onder wie een Indisch-Chinese vrouw. Mijn moeder loopt naar het groepje toe en zegt gekscherend tegen de Indische vrouw in het Maleis: ‘Niet te veel “ngobrol” (kletsen) he’. Eén moment was het stil, vervolgens riep de vrouw: ’Erna!!’ Na meer dan 63 jaar had Mery de stem van de vriendin Erna van haar zusje, Christine herkend. Er volgen meerdere bezoekjes. Mery bleek een jaar na mijn moeder in Enschede te zijn beland. Haar man was werkzaam bij het bedrijf Vredestein, net zoals mijn vader. Zonder dat ze het wisten woonden ze 63 jaar bij elkaar in de buurt.
Zus Christine kwam pas in 1974 met haar kinderen naar Nederland, nadat haar man in Indonesië was overleden. Ze verbleef heel kort in Enschede. Ze hertrouwde en vertrok naar Rotterdam en daarna naar Dordrecht. Daar woont ze nog steeds. De dag na Kerst ontmoetten de twee vriendinnen elkaar weer na 63 jaar. De reünie vond plaats in Dordrecht bij Christine thuis. Wat zeg je als je elkaar na 63 jaar terugziet? ’Adoeh, zo klein jij seg’, zei mijn moeder met haar rollende Indische accent. ‘Vroeger moest ik mijn hoofd omhoog doen om jou te zien!’ Christine antwoordde: ‘Ik ben ook twee jaar ouder dan jij en dus meer gekrompen!’ Toen barstten ze in een oorverdovend lachen uit zoals alleen Indische mensen dat kunnen.
Schoolfoto
Christine haalde een grote schoolfoto tevoorschijn waar wel meer dan vijftig identieke meisjes met zwarte haren en een wit jurkje op afgebeeld staan tussen twee nonnen. Feilloos wist Christine iedereen aan te wijzen van hun vroegere vriendinnenclub. Ze vertelde over haar tijd in Indonesië nadat de meeste vriendinnetjes naar Nederland waren vertrokken: De grote uittocht naar Nederland. De klassen werden steeds leger. Elke week was er wel weer een lege tafel en dan wist je: oh die is ook vertrokken’’, vertelde Christine. ‘Dan liep ik langs alle plekken waar ik met mijn vriendinnen zoveel plezier had gehad, en ik besefte dat alles voorgoed voorbij was. Het was zo’n verdrietige tijd. De kali (de rivier) viel helemaal droog, er waren geen Nederlanders meer om te baggeren. En wij zeiden dan tegen elkaar: ‘Kijk, de kali is ook verdrietig om het vertrek van alle indo’s. Ze heeft zoveel gehuild dat er geen water meer is.’ Vervolgens riep Christine ineens opgewekt: ’Lieve Erna, ik laat je nooit meer gaan. Wij gaan alle verloren tijd nu inhalen!’
Maureen Welscher is redacteur van meerdanbabipangang.nl
Geschiedenis
In de periode 1945-1968 vertrokken ruim 300.000 Indische Nederlanders vanuit Nederlands-Indië naar Holland. Wegens hun gemengde achtergrond was er geen plek meer in Indonesië voor Indo-Europeanen, nazaten van inlandse en Nederlandse voorouders. In 1945 capituleerde Japan dat Nederlands Indië in de Tweede Wereldoorlog had bezet. De Indonesische bevolking kwam in verzet tegen de Nederlanders toen die het gezag wilden herstellen en Indische Nederlanders werden geassocieerd met westers, wat synoniem was aan ‘slecht’ voor de onafhankelijkheid van Indonesië. Op 27 december 1949 werd de Republiek Indonesië uitgeroepen. Dit betekende dat men om in Indonesië te mogen blijven, moest kiezen voor het Indonesisch staatsburgerschap of anders moest vertrekken. Het toekomstperspectief voor de indo’s bleek echter slecht, de leefomstandigheden werden zo problematisch dat de meesten van hen zich gedwongen zagen een nieuwe toekomst in Nederland op te bouwen, een onbekend land dat ze alleen van verhalen en van plaatjes uit schoolboeken kenden.