Vilan van de Loo is onderzoekster en schrijfster. Haar interesse gaat uit naar het oude koloniale Indië. Daar schrijft ze bij voorkeur haar boeken over. Ze is ook initiatiefnemer van ‘De Indische Schrijfschool’. Zij is vaste columnist bij ons en elke week verschijnt er een nieuwe column van haar hand.
Er komt alweer een collectieve erkenning aan. Dus extra subsidie voor de Indische en Molukse gemeenschap in de breedste zin des woords, ingeval u niet zeker weet of u erbij hoort. Het is collectief en breed, het gaat om miljoenen en ik hoop dat al het geld goed terecht komt. En toch knijpt er iets.
Het is extra geld voor iets dat gewoon zou moeten zijn. Weten wat de cultuur en geschiedenis is, weten wat de zorgen en vreugden zijn, weten wat-wat is. Dat zou al lang in het onderwijs moeten zitten, als basisinformatie, niet als extraatje. Als de subsidies op zijn, wat zal er dan beklijven? Ik dacht aan het toneelstuk van de romancière Melati van Java. Rond 1901 geeft ze in ‘Tante Betje’ een proteststem aan het Indische meisje Hetty dat, zoals ze dat noemt geen ‘Hollandsche geografie’ wil leren. Tegen haar gouvernante zegt ze:
“Op een nuttig ding, dat ik moet onthouden, zijn er 99 die ik heel best dadelijk kan vergeten, en zal ik één uur vroeger trouwen als ik niet precies weet hoe die rivieren mekaar ontmoeten of van mekaar afgaan… En is dat dan niet genoeg dat ik precies zeggen kan hoe mijn eigen rivieren doen, de Tjiliwong, de Tjikandi, de Tjimandiri en hoe al die Tjis mogen heeten? Laat de Hollandsche meisjes mij dat nadoen, of kon u ze allen in een ris opnoemen toen u examen deed?”
Ja, zo was dat: in Indië hebben generaties schoolkinderen zich gebogen over Hollandse geografie. Kwamen ze in Nederland, dan ontdekten ze dat menigeen hier niets van de Indische geografie wist. En hoe is dat nu, ruim 120 jaar nadat dit toneelstuk verscheen? Ik bedoel maar. We hebben de morele plicht om optimistisch te zijn, anders kunnen we wel gezamenlijk in de kali springen.
Nadat het nieuws bekend was, zag ik in Facebookgroepen afwachtende tot bozige reacties.
Dat laatste kwam ook omdat De Telegraaf een oproep had gedaan om kandidaten voor ‘portretjes’, en dan moest je zeggen wat de Indische cultuur voor Nederland betekende. Droevig hoor, dat nog steeds moeten uitleggen. De oproep was later verdwenen. Misschien door het boze, wat mij weer opgewekt stemde. Er sprak een zekere mondigheid uit, een flinkheid van voor jezelf op durven komen, een assertiviteit die er niet altijd geweest is. Maar nu wel. Kijk, dat is ook al reden voor optimisme. De jongere generaties mengen zich in het debat, ik voel hoop.