Hij is acteur, fotograaf en documentairemaker. Nu heeft Thom Hoffman een lijvig boekwerk geschreven over een verborgen geschiedenis van Nederlands-Indië. Een recensie van redacteur Mariska Snijdewind.
De afgelopen jaren heeft de veelkunner Thom Hoffman onderzoek gedaan naar Nederlands-Indië. Immers hij heeft de Leonardoleerstoel gekregen van de Universiteit van Tilburg en was hij ‘cultural professor’ aan de TU Delft. Tijdens zijn tijd aan de TU Delft heeft hij samen met een aantal studenten onderzoek gedaan naar Kromo Blanda. Kromo-Blanda betekent zwart-wit, en overdrachtelijk: Indonesisch-Nederlands, aldus Hoffman in een interview met Delta, het journalistiek platform van de TU Delft.
Dossier Indië
In november 2019 werd Dossier Indië, de tentoonstelling van Hoffman in het Wereldmuseum in Rotterdam geopend. Ook werd een filmreeks in de Rotterdamse bioscoop LantaarnVenster onder dezelfde naam geprogrammeerd, tevens samengesteld door Hoffman.
Daarnaast verscheen het boek: Een verborgen geschiedenis. anders kijken naar Nederlands-Indië. Hierin staan foto’s en verhalen die Hoffman tegen is gekomen tijdens zijn onderzoek naar Nederlands-Indië. Hij wil, zoals hij zegt in het interview met Delta het beeld completeren. Dat beeld begint steeds meer de romantische geparfumeerde kant op te gaan: het was daar gezellig en mooi, we reden rond in rijtuigjes en we hadden een goede band met iedereen in de maatschappij. Het is vrij duidelijk dat wanneer je die ‘geparfumeerde kant’ van Nederlands-Indie verwacht in het boek, je van een heel koude kermis terug zal komen.
Het boek is niet echt handzaam: groot, zowel fysiek als emotioneel. Het verhaal wordt chronologisch verteld. Het begint in 1814, wanneer de Nederlanders al even aanwezig zijn in Nederlands-Indië. In het hoofdstuk zijn plaatjes te zien van mooie inheemse volkeren en landschappen, maar al snel worden de beelden realistischer, om niet afstotend te noemen. De harde werkelijkheid komt voor het eerst binnen door de foto’s van ontblote bovenlichamen van mannen die poseren voor ondergrondse mijnen of in als concentratiekamp ogende slaapzalen. De begeleidende teksten geven een uitleg en maken het beeld meedogenlozer; het maakt de Nederlander (terecht) meedogenlozer.
Niet trots
Hoffman blijft in zijn teksten objectief. Hoewel zijn mening duidelijk is (Nederlands-Indië was niet (alleen maar) mooi, zijn de omschrijvingen van de situatie redelijk feitelijk. Hij schrijft niet om op te ruien, maar om te informeren.
Tegen de tijd dat je bij het laatste hoofdstuk komt heb je een goed en duidelijk beeld van de andere kant van Nederlands-Indië, en die is niet mooi, die maakt niet trots. Deze kant maakt je misselijk en beschamend. Het laatste hoofdstuk gooit daar een goede schep bovenop.
Opvallend is dat Hoffman bewust kiest om de periode tussen 1945 en 1949 niet de zogenaamde ‘Bersiap’ periode te noemen, maar dit de aparte titel Omwenteling te geven. Deze positieve benoeming van de onafhankelijkheidsstrijd is misschien wel gerechtvaardigd na het lezen van dit boek.
Wel ontbreekt een werkelijk beeld van de andere kant. Buiten een zin over het geweld tegen Indische Nederlanders en Peranakan Chinezen is daar verder geen aandacht voor. Net zo min als voor de (Nederlandse, Nederlands-Indische en Indonesische) gedwongen prostitutie, de ‘Troostmeisjes’. Tevens is er weinig aandacht voor de Indonesische dwangarbeiders tijdens de Japanse bezetting; de Romusha’s. Terwijl hier naar schatting minimaal honderdduizenden van zijn vermoord.
Naar mijn idee is Hoffman er desondanks in geslaagd om een bijdrage te leveren aan een completer beeld van Nederlands-Indië. Het is verder aan de lezer zelf om te bepalen welk gevoel Nederlands-Indië uiteindelijk oproept, maar ik zou zeggen dat het een geschiedkundige must-read is om een completer beeld van Nederlands-Indië te krijgen.