Marcel van Doorn is vrijgevestigd therapeut, expert in psychotraumatologie en gespecialiseerd in interculturele opstellingen. Elke maand deelt hij zijn opgedane kennis en ervaringen met Meer Dan Babi Pangang. Deze keer schrijft hij over herkenning, trauma en heling.
Regelmatig wordt mij gevraagd naar een verhaal uit de praktijk. Mensen vinden het prettig om verhalen te horen, eeuwenlang kennen wij een narratieve geschiedenis. Wat mensen vergeten is dat de verhalen die ze horen hen een spiegel voorhouden. Hun vraag nodigt uit tot afstemming bij zichzelf. Eigenlijk is hun vraag achter de vraag aan mij: ‘Hoe veilig ben ik bij jou?’
Laat ik haar Eva* noemen, een Indische vrouw met een zwaar gereformeerde moeder uit het Westland en een Indische vader van Java waarover verder niets bekend is. Met een grote bos krullend haar stapt ze de praktijk binnen. Haar donkerbruine ogen met pretlichtjes zoeken mij en dan ontmoeten onze ogen elkaar en vinden daar herkenning en veiligheid. Ze steekt haar hand uit en tovert een stralende, niet te vermijden glimlach op haar gezicht. ‘Marcel was uw naam toch’, vraagt ze. ‘Ik ben Eva, die van de slang en het paradijs. Mijn ouders wisten niets anders te verzinnen, grappig toch? Maar ze zijn gescheiden en mijn vader is dood in Indonesië en ik ben niet naar zijn begrafenis geweest. Mijn moeder is hier dood, in Nederland. Ik heb nog wel eens contact met zijn tweede vrouw, nou ja… vrouw…. Ze had mijn zusje kunnen zijn.’
Twee tellen later zitten we op de stoel tegenover elkaar. Ze kijkt me aan en ik zie dat de pretlichtjes gedoofd zijn. Zonder iets te zeggen wellen de tranen op in haar ogen en begint ze te snikken. Onderwijl probeert ze me duidelijk te maken dat dit niet haar bedoeling is, was, is. Ik kijk het allemaal aan en herken veel.
Twintig jaar geleden was ik in Limmen en zag ik Johannes Schmidt voor de eerste keer. Hij was één van de eerste mensen die mij ook werkelijk zag. Al mijn cellen in mijn lichaam reageerden dat ze zich gezien voelden, en voor mij was dat een eeuwigheid geleden. Het was zo een diepe herkenning. Die spiegeling ben ik nooit vergeten. Ik stel me elke keer open voor de ander om hem werkelijk te zien en werkelijk te horen, ook wat er niet te zien is of verteld wordt.
Dan kijkt Eva mij aan met doffe ogen en zegt: ’Mijn vader heeft mij misbruikt vanaf mijn achtste, op mijn vijftiende pleegde ik abortus en toen ik achttien was trouwde ik het huis uit. Na vier jaar ben ik weer gescheiden en ben gaan werken en studeren. Ik kon hem niet geven wat hij wilde, zo’n vrouwtje dat elk weekend op de rug gaat liggen. Beter toch, zo…. Ik ben niet boos op mijn vader terwijl al mijn vrienden zeggen dat ik dat wel moet zijn, want het is niet goed toch, wat hij allemaal heeft gedaan?’
Feitelijk hoef ik als therapeut alleen maar actief niets te doen, het verhaal wil verteld worden en ik heb de rol van de geduldige luisteraar en observator om het verhaal tot mij te nemen. Verder schieten de vragen, de beelden en geuren door en langs mij heen;
- Welke traumata had de vader? Is hij misbruikt in zijn jeugd?
- De afwezige moeder, welke reden had zij om niet te blijven?
- De incest én abortus, wat doet dat met jou?
- Waar waren de mensen die je wel konden beschermen?
- Wat voel je als je dit vertelt?
- Wat gebeurt er in je lichaam als je dit vertelt?
Het zijn vooral de laatste twee vragen die ik stel om niet in het drama van het trauma te blijven hangen of erin te zwelgen.
Eva zegt: ‘Wat ik ook wel zo fijn vind is dat ik nu eens in bruine ogen kijk, dat u ook Indisch bent. U snapt ons wel, ik hoef het niet uit te leggen toch. Er werd niet gesproken bij ons.’ Ik hoor het aan, knik en bevestig en geef haar enkele tools. Ik stel voor om nu eerst even een ademhalingsoefening te doen en haar aandacht af te leiden. Wat ik probeer is rust te vinden in de hectiek van het verhaal en de incongruentie van het lichaam, ze is allesbehalve in haar lichaam. Als ik dit na de oefening aan haar vraag, knikt ze bevestigend. ‘Ik ken mijn lichaam niet echt’, zegt ze bedrukt. ‘Wil je kennismaken met je lichaam?’, is mijn wedervraag.
Eén van de belangrijkste zaken voor iemand die getraumatiseerd is, is het weer thuiskomen in het lichaam, het is het herijken met alle plezier- en pijnpunten. Naar mijn praktijkervaring kan dat door ademhalingsoefeningen, meditatie, yoga en door ayurvedische massages. Dit reik ik op diverse momenten binnen een traject aan en vaak worden deze herhaald. Het kan uitgebreid worden met dansen, sporten en zingen waarbij de keuze bestaat om het individueel of in groepsverband te doen.
Gekleed gaat ze liggen op de massagetafel en ik dek haar toe met wat dekens voor geborgenheid, warmte en veiligheid. Onderwijl vertel ik haar dat we een begeleide meditatie doen die ook wel de grote bodyscan genoemd wordt. ‘Ik kan mijn ogen niet sluiten hoor. Dan ga ik dwalen, ik ken mezelf toch’, zegt ze. ‘Het kan met de ogen open’, antwoord ik. We gaan beginnen. Bij alles wat ik doe vraag ik haar toestemming.
De ogen houdt ze open en richt ze op mij en het plafond. ‘Er zitten wel 2378 gaatjes in één plafondplaat’, zeg ik als ze naar het plafond staart. ‘Ik heb hier ook gelegen, als ik mijn bodyscan doe’, vervolg ik. ‘Oh…’, zegt ze en zonder te vragen sluit ze haar ogen om die vervolgens pas na 45 minuten weer te openen op mijn uitnodiging.
Al die tijd heb ik haar hoofd in mijn handen gehad.
‘Ik was wel weg hé, ik heb je niet de hele tijd gehoord hoor. Ik kon ook niet alles meteen voelen of helemaal niet. Dat is toch raar? Ja, mijn billen wel maar die heb ik dan ook’, zegt ze lachend. ‘Je hebt lekkere warme handen, dat was wel fijn. Mag ik wel “je” tegen u zeggen?’, vraagt ze.
Als we gaan napraten merkt ze zelf op dat haar lichaam meer ontspannen is en haar trek naar een sigaret ook minder sterk is. ‘Elke verslaving, van roken tot winkelen en werken duidt op het hebben van traumata. Gabor Maté is hier heel duidelijk over. Lees een boek van hem’, raad ik haar aan. We maken vervolgafspraken en de eerste huiswerkopdracht is het maken van een genogram, een familiestamboom met daarbij de notities over alles wat je van een persoon weet, ook de verhalen en vooral de geheimen.
Door te werken aan een genogram begin je jezelf opnieuw te hechten in je familiesysteem. Vaak roepen mensen dat ze geen verhalen kennen, waarop ik zeg dat we gewoon gaan beginnen. Veel van wat er verstopt is zit in onze eigen energie, als het ware in laatjes in een kast. Doordat we nu begeleid gaan werken in alle rust gaan er vanzelf laatjes in onze eigen zielenboom, onze kast, open. En precies zo werkt het. En met de hechting in de familie ontstaat er ook weer een begin van de heling, de zelf-heling. En dat is het begin van zelf-vertrouwen en zelf-liefde en je-zelf zijn.
* De naam Eva is gefingeerd.