Wat doet het met je identiteit wanneer je opgroeit in een wit gezin, terwijl je voor de helft Indisch bent, maar geen contact hebt met dat deel van je roots? Antropoloog Jason Keizer (34) vertelt over zijn persoonlijke zoektocht naar zijn Indische identiteit.
Jason Keizer groeide op in een wit gezin: zijn moeder en stiefvader zijn allebei Nederlands. Zijn Indische vader had al vroeg zijn gezin verlaten. Jason studeerde antropologie, een wetenschap die de mens in al zijn aspecten, zowel fysiek als cultureel, bestudeert. Nu onderzoekt hij zijn eigen Indische achtergrond.
Wat betekende het voor jouw identiteit om op te groeien met een Nederlandse moeder, terwijl de helft van jou Indisch is?
“Vroeger was ik niet zo bezig met het mijn Indische achtergrond. Het waren vooral anderen die mij erop wezen dat ik een beetje anders was. Als ik met mijn broertje en ouders – mijn moeder hertrouwde met een Nederlandse man die ik zie als mijn vader – ergens kwam, dan riep dat vragen op. Het kwam wel eens voor dat men de verleiding niet kon weerstaan om te vragen hoe twee blanke ouders aan twee bruine kindjes kwamen. Op zulke momenten werd ik eraan herinnerd dat mijn biologische vader nog ergens rondliep. Al jong hadden mijn broertje en ik geen contact meer met hem. Natuurlijk wist ik dat ik mijn kleurtje aan hem te danken heb, maar verder dacht ik er niet bij na. Voor mij was altijd de belangrijkste vraag: waarom wil hij ons niet zien?
Kortom, ik dacht meer na over een afwezige vader dan over de afwezigheid van een Indische omgeving.
Pas na de middelbare school vroeg ik mezelf af wat voor betekenis mijn Indische achtergrond voor mij had. Ik leende wat boekjes uit de bieb over de geschiedenis van Indonesië, maar daar werd ik niet veel wijzer van. In een tussenjaar besloot ik met een vriend om twee maanden in Indonesië op reis te gaan. Niet dat ik me daar meteen thuis voelde, maar ik had wel het gevoel dat ik meer leek op de mensen die ik daar zag, dan de mensen uit mijn omgeving in Nederland. Ze hadden hetzelfde postuur, dezelfde lengte en meer kleur (dan mijn Nederlandse omgeving).
Bij thuiskomst en de jaren daarna ben ik me wel iets meer Indisch gaan voelen. Ik probeerde me ook meer met Indo’s en Indonesiërs te omgeven. Toen ik begin twintig was kreeg ik een relatie met mijn huidige partner, zij is ook Indisch. Wij hebben elkaar altijd gestimuleerd ons te verdiepen in de geschiedenis van Indo’s en Indonesië. De afgelopen vijf jaar ben ik samen met mijn vriendin drie keer naar Indonesië geweest. We hebben zoveel mogelijk eilanden bezocht: Bali, Lombok, Sumbawa, Flores, Sulawesi, Midden- en Zuid-Molukken en Papoea. Helaas gooide corona roet in het eten, maar we kijken er naar uit om met ons zoontje, in 2020 geboren, naar Borneo, Java en Sumatra te gaan. Die laatste twee eilanden heb ik al tijdens mijn eerst reis bezocht.”
Dan ontmoet je eindelijk je vader, overlijdt hij. Wat hebben de ontmoetingen met hem jou gebracht?
“Ik heb me erbij neergelegd dat ik door de dood van mijn biologische vader en gebrek aan contact met zijn familie niet veel zal meekrijgen over mijn Indische familiegeschiedenis. Voor het vormen van mijn Indische identiteit mag ik mijn fantasie op zijn beloop laten, dat vind ik wel een mooi idee. Zo vreemd is dat trouwens niet, want vertellen we niet allemaal onszelf het verhaal dat ons het beste uitkomt?
De laatste jaren zijn er veel initiatieven die helpen bij het doen van onderzoek naar je familiegeschiedenis.
Ik ben van plan om daar nog wel wat verder in te duiken. Op internet heb ik de Japanse kampkaart van mijn opa gevonden. Zo weet ik dat hij geïnterneerd zat en ook naar Birma is gedeporteerd om aan de spoorlijn te werken. In een ander online archief vond ik informatie over de naturalisatie tot Nederlander van mijn opa en oma in de jaren ‘50. Die informatie heeft bij mij allerlei vragen opgeroepen waar ik de komende tijd antwoorden op hoop te vinden.”
Je bent bezig met sporen van het koloniale verleden in de huidige tijd. Kun je daar iets meer over vertellen?
“Ik heb veel gelezen over en gekeken naar de koloniale geschiedenis van Nederland in Indonesië. Op die manier hoopte ik wat meer over mezelf en mijn Indische familie te weten te komen. Het heeft niet zoveel inzichten over mezelf opgeleverd, maar het heeft wel mijn ogen geopend voor een deel van de Nederlandse geschiedenis die niet eerder bij mij bekend was.
Het opvallende vind ik dat in bijna iedere familie of in bijna iedere straat in Nederland wel iemand te vinden is die ‘iets heeft’ met Nederlands-Indië, Indonesië, Suriname of de Antillen. Als de sporen van het koloniale verleden zo wijd verspreid zijn, waarom hebben we er dan niet met zijn allen een gesprek over? Naar mijn mening wordt het koloniale verleden van Nederland maar in een klein deel van de Nederlandse gemeenschap serieus besproken. Dat vind ik jammer, maar motiveert me ook om het bij zoveel mogelijk mensen bespreekbaar te maken.
Voor Hardhoofd.com maakte ik samen met een aantal anderen een serie waarin we de diversiteit laten zien van de derde generatie Indo’s, Molukkers en Papoea’s in Nederland. We hebben daarbij gekozen voor mensen met wortels in verschillende delen van het voormalig Nederlands-Indië en families die op verschillende plekken in Nederland zijn gevestigd. We wilden graag weten wat voor invloed dat heeft op de kijk op de koloniale geschiedenis van Nederland en denkbeelden over huidige debatten over discriminatie en racisme in Nederland.
Voor mij is het wel duidelijk dat er een verband is tussen het koloniale verleden van Nederland en de aanwezigheid van racisme en discriminatie in onze huidige samenleving. Ik weet niet precies wat de relatie is tussen die twee, maar ik weet wel dat er in de kolonie sprake was van machtsverhoudingen en fysiek en verbaal geweld waar we ons nog steeds niet van hebben losgemaakt.
Ik vind het erg fijn dat er de laatste jaren meer moeite wordt gedaan om dit te veranderen en ik sluit me graag aan bij deze beweging. Onlangs nog heb ik in Den Haag, de stad waar ik woon, aandacht gevraagd voor slavernij in Nederlands-Indië. De gemeente heeft ingestemd met het opzetten van een herdenking van het slavernijverleden van Nederland en een slavernijmonument. Dat is een mooie ontwikkeling, maar ik acht het van belang dat dan alle slavernij in de Nederlandse koloniën wordt besproken. Het verbaast me namelijk dat er vaak alleen kennis en zodoende aandacht is over de trans-Atlantische slavernij.
Ik vermoed dat het ook bij de sporen van het koloniale verleden hoort, maar nog te vaak heb ik het idee dat er door benadeelde groepen weinig ruimte wordt gegeven aan elkaar om plaats te nemen in een debat. Ik ervoer het bij het bespreekbaar maken van het slavernij in Nederlands-Indië, waarbij ik stuitte op weerstand van een Surinaamse betrokkene. Ook hoor ik wel eens Indische ouderen mopperen over nieuwkomers van nu. Dat vind ik een zelfde soort reactie. Idealiter zie ik deze groepen samen optrekken voor een gemeenschappelijk belang. In plaats daarvan lijkt het erop dat het idee heerst dat er beperkte ‘zendtijd’ is bij de bevoorrechte groep en je moet vechten voor je plekje.”