Marcel van Doorn is vrijgevestigd therapeut, expert in psychotraumatologie en gespecialiseerd in interculturele opstellingen. Elke maand deelt hij zijn opgedane kennis en ervaringen met Meer Dan Babi Pangang. Deze keer vertelt hij over de subtiliteit van trauma.
Trauma is niet synoniem aan een ongeluk of een gewelddadige gebeurtenis. De wijze van handelen hoe men hier mee om gaat bepaalt of iets een trauma wordt of niet. Het gaat over hoe wij handelen in het nu. Trauma is een intern proces van reacties in je lichaam. Een proces van chemische stofjes die nu je gedrag veroorzaken naar aanleiding van die ene externe gebeurtenis, die herinnering of die spiegel die je voorgehouden wordt. Primair kennen we de reacties van vechten, vluchten of bevriezen. Bij het bevriezen handelen we niet meer en scheiden we in onze psyche. Ons overlevingsdeel gaat verder, onze kern is verstopt en het trauma wordt onze schaduw. De subtiliteit van trauma is gelegen in het feit dat de oorsprong van het trauma niet altijd eenvoudig te duiden is. Het is een ‘ikat’ van ultra fijne strengen die zich dan ergens verbinden met gebeurtenissen, kindertijd, familie, dierbaren of karma.
Oorspronkelijk trauma kan hier en nu een oorsprong hebben maar ook eerder. Ongeacht de staat van de moeder of de wereld om hun heen is de geboorte van een baby het eerste trauma wat men opdoet. Hoewel het noodzakelijk is dat de baby zich door het nauwe geboortekanaal wurmt en zich laat persen is het zeer traumatisch. Dan de abrupte scheiding met het doorknippen van de navelstreng verliest de baby de intieme verbinding met de moeder. Als baby ben je toch gemiddeld negen maanden intiem verbonden met je moeder. Middels deze streng ben je ook verbonden met het universum. De navelstreng geeft alle informatie door die de hersenen van je moeder produceren, voornamelijk vanuit het limbisch systeem. Het limbisch systeem is onder andere verantwoordelijk voor het gevoelsleven. Niets kan de moeder verborgen houden voor de baby in haar buik. Zo kon ik mijn moeder vertellen dat ze het koud had gehad in de winter terwijl ik in haar warme buik zat.
Later vertelde ze mij over de periode van armoede, doordat ze bedrogen waren en hun geld hadden verloren. Die winter was de moeilijkste periode geweest. Nog steeds kan ik niet tegen koude.
Het ikat van mijn familie bestaat uit een Utrechtse lineage en een Nederlands Indische lineage. De Utrechtse streng bestaat uit Utrechtse en Gelderse lineage. Dus telkens dieper duikend in de geschiedenis is het van belang te weten wat er gebeurde en waar de familie aan werd bloot gesteld. De Nederlands Indische streng bestaat uit een Zeeuwse, Javaanse, Chinese, Afrikaanse en Duitse lineage. Bij elkaar een pracht ikat waar ik ‘de draad’ van kwijt geraakt was. Want wie leert mij hoe ik mij moet gedragen met zoveel verscheidenheid in lineage, in rijkdom van culturen, in mijn strengen, als bruin kind van gemengd bloed in een wit dorp, in een voornamelijk witte maatschappij. Wie leert mij wat binnenkant en buitenkant is? Wie leert mij de codes en bijpassende gedragingen als de één dit zegt en de ander dat? Ik leer het mezelf door te handelen in de gebeurtenissen en de ervaringen te bestuderen. Ik leer hoe ik moet overleven.
En als ik niet naar school wil gaan omdat ik mij daar toch verveel, ik daar dagen lang uit het raam staar en toch voldoendes haal bij overhoringen, aan wie ben ik dan loyaal? Wie leert mij dat? Dat doe ik zelf, ik ben verantwoordelijk voor mijn handelen. Dan kies ik een vakkenpakket voor een beroep dat mijn ouders voor mij bedacht hadden. Natuurlijk doe ik dat omdat ik niet weer afgescheiden wil worden. In mijn babyfase belandde ik in het ziekenhuis voor drie maanden, in mijn peuterfase werd ik bij familie ondergebracht bij de geboortes van mijn zusje en broertje. Dat maakt dat ik in mijn puberteit niet kies voor mijn eigen behoeften. Ik wil geen herhaling van afgescheiden zijn. Natuurlijk slaag ik niet en moet ik later een omweg maken om te ervaren dat het ook zo kan. Ondertussen moet ik leren dat ik wel kan leren, omdat ik dat had opgegeven op mijn vijftiende. Tot mijn drieëntwintigste was het ook in schoolsystemen overleven.
Terugkoppelend aan het ikat van lineage aan wie ben ik hier dan loyaal? Aan mijn ouders vanwege de Tweede Wereldoorlog en de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog? Aan mijn grootouders vanwege de Duitse bezetting of de Japanse bezettingsoorlog? Aan mijn overgrootouders vanwege de Eerste wereldoorlog of aan die ene oudbetovergrootmoeder die met een oma en opa als slaafgemaakt uit China werd gevoerd om te gaan werken op de Banda plantages?
Of ben ik loyaal aan de stamoudbetovergrootmoeder van Gelderse lineage die niets meer bezat, omdat alles aan de leenheer toekwam na de dood van haar man?
“Je lacht geen grote mensen uit!” Ik bekoop het met een gemene oorvijg van mijn moeder. Bij de voordeur van ons huis stelt de Nederlandse buurman aan mijn Indische moeder de vraag of zij wel Nederlands spreekt. Dit overdondert haar zo dat ze volkomen perplex hem staat aan te staren. Ik stond er natuurlijk bij met mijn grenzeloze nieuwsgierigheid en lachte de buurman uit. “Natuurlijk spreekt mijn moeder Nederlands, veel beter dan jullie of wie dan ook”, proestte ik uit.
Voor mijn moeder ging ik de grens over van beleefdheid en was de oorvijg slechts een milde terechtwijzing. In de Indische opvoeding word je geleerd dat je zwijgt als volwassenen spreken, je leert beleefd te zijn tegen de ouderen, je leert om onzichtbaar te zijn. Ook word je geleerd dat je stil, correct bent naar de ‘orang Belanda’s’, dat je niet meteen reageert maar even wacht. Dit komt van ver uit de koloniale tijd en zit in ons Indisch DNA.
Als ik niet gelachen had, maar gewoon heel netjes en rustig had gesproken was er niets aan de hand geweest. Mijn moeder liet zich verbluffen door een totaal nieuwe situatie. Iets dat mij al dagelijks overkwam vanaf het moment dat ik naar de dorpsschool ging. Hierdoor kon ik direct reageren op de situatie. Door de afwijzing van de oorvijg ervaarde ik dat ik soms beter kon zwijgen. Wat ik niet snapte was dat ik haar niet mocht beschermen tegen de domheid van de buurman. Het vervelende was dat ik door de kwetsing mij onzekerder ging voelen en handelen. Later snapte ik dat ik weliswaar Indisch was, maar in Nederland geboren en geschoold ben. Ik ben geen eerste generatie.
Ik ben tweede generatie en die hebben een ‘Hollandse muil’ naast een Indische opvoeding, met of zonder ‘botol tjebok’.
Naarmate ik ouder ben geworden en mijn proces ben aangegaan heb ik de vele hobbels, zoals in ieders leven, genomen. Ik heb al heel veel onder een grote loep onderzocht en vooral kennis tot mij genomen. Ik heb gedurende dit zelfonderzoek geleerd mijn emoties die niet beheerst konden worden te accepteren en een plek te geven. Ik ben ook niet in het zwijgen meegegaan. Aanvankelijk voerde ik een oorlog tegen de buitenwereld, toen tegen mijn binnenwereld, tegen mijn familie en tegen mijn ‘ikat’. Uiteindelijk leerde ik geduld, geduld van jaren en leerde ik het grotere geheel te zien. Oorlog werd vrede, in mijzelf.
Het is dit zelfonderzoek waarin je met compassie zelf reflecteert dat je achter het trauma van het trauma komt. Daar wordt het subtiel zichtbaar wat de werkelijke oorsprong is. Langzaam maar zeker ontwar je het ‘ikat’ en breng je elke streng terug naar zijn oorsprong, terug naar de bron. Ik kom terug in mijn oorsprong. En in de ogen van mijn moeder zie ik de stilte en de diepte van wie ik ben.