Afgelopen zaterdag werd in Eindhoven een monument onthuld als eerbetoon aan de eerste generatie Indische Nederlanders en Molukkers. Een koffer symboliseert de repatriëring naar Nederland. Initiatiefnemer is Roy Meelhuysen.
In december 1961 zette de toen elfjarige Indische jongen, Roy Meelhuysen, voet aan wal in Nederland. Van een geboorteland met altijd zon, groene natuur en buiten spelen, naar het koude en sombere Nederland met weinig zon en véél binnen spelen. Blijven die kale bomen altijd zo kaal? Vroeg hij zich wel eens af. Binnen was het nog een beetje Indië door daar genomen foto’s aan de muur van bijvoorbeeld een waterval of een berghelling. Met Indisch houtsnijwerk op de schoorsteen en de vertrouwde botol tjebok op het toilet. En maar uitleggen waar die voor diende. Voor Roy was het een cultuurshock. Maar nooit had hij stil gestaan bij de offers die zijn ouders destijds voor hem en zijn broers en zusjes hebben gebracht.
Tot hij tijdens de Indië herdenking in Helmond vorig jaar ineens geraakt werd door de emotionele getuigenissen.
Roy: “Ik verdiepte mij in wat ik hiervoor en daarna hoorde bij de vele verhalen van familie, vrienden en kennissen. Toen pas zag ik haarscherp wat onze ouders en grootouders hebben gedaan voor een betere toekomst voor hun kinderen. Zij verbraken de banden met hun geboorteland en gingen op weg naar een land dat velen alleen uit de schoolboeken kenden. Ik vroeg me af waarom er niets is gedaan voor onze ouders en grootouders als dank en waardering voor wat zij allemaal hebben meegemaakt.” Zo ontstond het idee van een monument dat op 25 september in Eindhoven onthuld werd. Het is het eerste gedenkteken dat erkenning biedt voor alles wat de eerste generatie Indische Nederlanders heeft doorstaan om haar kinderen hier een beter leven te geven.
Roy: “Die betere toekomst is er voor de meeste kinderen van toen ook gekomen. Daar ging echter wel een lastige periode aan vooraf. De contractpensions en vaders die vaak meer dan één traptrede naar beneden moesten afdalen op de maatschappelijke ladder. Dit betekende concreet vaak dus ook een lager inkomen. Ook wij hebben als gezin armoede gekend. Bovendien waren er de reis- en andere kosten die aan de overheid terugbetaald moesten worden. Dit was nog maar een deel van de ontelbare stille offers die onze (groot)ouders hebben gebracht.” Vertrekken betekent afscheid nemen van geliefden, maar ook van hen die hen dierbaar zijn en daar hun laatste rustplaats hebben gekregen; velen hebben die barre oorlogsperiode niet overleefd.
Vertrekken betekent ook have en goed te moeten achterlaten en helemaal opnieuw beginnen in een ver, onbekend en koud land, waar zij niet zo welkom zijn.
Roy: “Onze ouders en grootouders hebben destijds voor een groot dilemma gestaan: in Indonesië blijven of naar Nederland vertrekken. Als elfjarig jongetje heb ik dit aan den lijve ondervonden. Mijn vader wilde in Indonesië blijven, had na het abrupte einde van zijn KNIL-carrière dankzij een belangrijke connectie een goede baan gekregen bij de Bank Indonesia Negara. We hadden het goed, ook in financieel opzicht. Natuurlijk waren het gevaarlijke tijden. Mijn vader werd drie keer ontvoerd door pemuda’s. Mijn moeder betaalde zijn losgeld en hij werd weer vrijgelaten. Hij werd goed behandeld want die pemuda’s zagen in hem een makkelijke manier om geld te krijgen. Maar op een gegeven moment vond mijn moeder het tijd om te vertrekken. Mijn jongere broer en zusje waren heel licht van kleur en ze vond het te gevaarlijk worden. Onomwonden liet ze mijn vader weten dat hij daar kon blijven of mee naar Holland gaan, maar zij ging in ieder geval en ze nam de kinderen mee. Toen heeft mijn vader maar eieren voor zijn geld gekozen. In het diepste geheim werd ons vertrek op stel en sprong voorbereid. Om geen argwaan te wekken ging mijn vader ’s ochtends nog naar zijn werk. Om tien uur stond er een taxi klaar die ons naar de boot in Tandjung Priok vervoerde.”
In Nederland zag Roy zijn stoere vader veranderen in een niet meer zo stoere man.
Noodgedwongen had deze een baan bij DAF aan de lopende band aangenomen. “Don’t look back in anger” hield de moeder van Roy haar kinderen altijd voor. En dat gebeurde ook. Net zoals de rest van de Indische Nederlanders integreerde en assimileerde het gezin Meelhuysen in de Nederlandse samenleving. Roy op boze toon: “Die geruisloze assimilatie wordt nu tegen ons gebruikt. Toen ik een voorstel indiende bij de gemeente voor dit herdenkingsteken kreeg ik na drie maanden als antwoord: ‘Zo’n monument is helemaal niet nodig en onze regelgeving voorziet hier niet in, bovendien zijn jullie gewoon in de Nederlandse samenleving geïntegreerd.’ We kregen dus geen cent van de gemeente. Gelukkig was er een groot draagvlak binnen de Indische en Molukse gemeenschap en krijgt de eerste generatie eindelijk de erkenning die ze verdient.
Ondanks de financiële steun vanuit de Indische en Molukse gemeenschap heeft Stichting Indisch & Moluks Gedenkteken Eindhoven behoefte aan extra fondsen, bijv. voor werkzaamheden die door een professioneel bedrijf moeten worden uitgevoerd. Voor financiële ondersteuning en informatie over de stichting klik hier.