Vilan van de Loo is onderzoekster en schrijfster. Haar interesse gaat uit naar het oude koloniale Indië. Daar schrijft ze bij voorkeur haar boeken over. Ze is ook initiatiefnemer van De Indische Schrijfschool. Zij is vaste columnist bij ons en elke week verschijnt er een nieuwe column van haar hand.
Zo af en toe, en eigenlijk gezien de tijd waarin wij leven, raak ik in gesprek met iemand over de militaire macht in Indië. “O ja, die oorlog,” hoor ik dan. Ik zwijg dan maar. Het militaire verleden van Nederland, of beter gezegd van Indië, raakt gereduceerd tot de oorlog en de Bersiap. Daarbij komt dan nog de dekolonisatie en met de ontbinding van het KNIL eindigt het beeld, dat ook al vaag is. Soms ben ik daar kinderachtig boos over en dan ga ik expres moeilijke vragen stellen van het type: “Dat is ook wat, een leger ontbinden, waar bleven al die duizenden mannen toch?” Zoiets siert me niet, maar ’t kon erger.
Indische geschiedenis is ook Nederlandse geschiedenis, want Indië was deel van het koninkrijk der Nederlanden. Andersom is Nederlandse geschiedenis niet altijd Indische geschiedenis. Is even een doordenker, dan snapt u het.
Anders gezegd, het hoort bij de kennis van het nationale verleden om ook kennis te hebben van het Indische verleden. Daarvan maakt het Oost-Indische leger, dat vooral bekend staat als het KNIL, een belangrijk deel uit. Duizenden en duizenden mannen, komend uit de maatschappij, nu dezelfde vlag dienend, generatie op generatie. Ik lees koloniale jaarverslagen waarin ze beschreven worden: deze aantallen, die etniciteiten, zoveel gesneuveld, gedeserteerd, zieken en gezonden, uit en in de dienst gegaan. Een feuilleton dat overweldigend is in alle complexiteit. In de oude Indische kranten vind ik meer, maar ook daar is de hoeveelheid informatie overweldigend.
Het militaire leven van voor 1942 was er óók, en dat werd eveneens beheerst door oorlog: de dreiging ervan, de kans erop, de aanhoudende expedities en geboden alertheid. En dit alles werd beheerst door het vrijwel altijd te kleine budget dat ‘Den Haag’ toekende. Want ja, kogels kosten geld. Militairen moeten eten en slapen en een functionele uniform aan, zoiets kan oplopen. Dus zuinigheid troef.
Soms denk ik, als het KNIL werkelijk voldoende budget had gekregen, dan was het toen anders gegaan.
Met mijn boek over het KNIL ben ik nu in hoofdstuk vier, dat loopt tot 1903. De wereld in en rond de tangsi is in beweging, de moderne tijd is onderweg en er zijn volop discussies over de toekomst ervan. Alle moeilijke vraagstukken van etniciteit, bicultureel zijn en racisme worden besproken en beschreven. Niemand is politiek-correct, en indien toch, dan staat iemand op die dat met woorden afstraft. Als mensen eens wisten hoe fascinerend die tijd was, dan hadden we onze boekenkasten vol met titels. Misschien komt dat nog.